In het water gevonden
(recensie: Drs. Martha Catania-Peters)
Dick E.H. de Boer & Ludo Jongen (uitgegeven en hertaald door), In het water gevonden. Het Amersfoortse Mirakelboek naar het handschrift Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 8179-8180 (Hilversum: Verloren, 2015), 358 blz., geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-505-0, € 29,-
‘… Griet Alberts Ghisen, die Gode ende sijnre ghebenedider Moeder trouwelicke diende. Deze wart drie werf van Onser Liever Vrouwen vermaent, omtrint Kersmis, dat se haestelicken solde gaen aen der stadtgrave, buten der poerten, daer dat water al hart bevroren was, om daer uuijt te trecken Onser Liver Vrouwen beelt dat onder dat ijs was verborgen…’(Appendix 3, p.324) Om kort te gaan, Griet (of Margriet) ging toch maar eens naar de stadsgracht en haalde inderdaad een Mariabeeldje onder het ijs vandaan, nam het mee naar huis, waar ze er een kaars voor aanstak, die drie maal zo lang brandde als normaal. Ze bracht het beeldje naar haar biechtvader, alwaar meer wonderen plaatsvonden. De biechtvader plaatste het in de Sint-Joostkapel te Amersfoort, en al gauw kwamen er pelgrims van heinde en verre naar dit wonderdoende beeldje. In hetzelfde jaar 1444 was ene Geertken Arends ingetreden in het Agnietenklooster. Onderweg daarheen had zij een Mariabeeldje bij zich gehad, dat zij te nietig en te popperig vond om mee naar de zusters te nemen. Ze had het weggegooid in het water…
Het beeldje bestaat nu niet meer, het is tot stof vergaan, dat zich nog bevindt in de oudkatholieke kerk Sint-Georgius op ’t Zand te Amersfoort. Wel is er een vervangend houten beeldje, waarvan geen afbeelding in het boek is opgenomen. Het origineel was volgens de hertalers/ uitgevers Dick de Boer en Ludo Jongen waarschijnlijk een pijpaarden beeldje, en we begrijpen uit de legende dat het op een kinderpopje moet hebben geleken, hoewel het in de wonderverhalen nergens als zodanig wordt beschreven, en ook de uitgevers zich niet aan een karakterisering wagen. Wel wordt door hen de hoogte op 10 a 12 cm geschat. In ieder geval werden de wonderen die door het beeldje aan de toenemende stroom pelgrims geschiedden, genoteerd in het nieuwe pelgrimsoord. 542 wonderverhaaltjes tezamen vormen het Amersfoortse Mirakelboek, dat ongeveer 100 jaar bestrijkt, waarvan de eerste 410 mirakels zich in de eerste 12 jaren voordeden (1445-1457), terwijl er later nog eens twee clusters optraden in de jaren 1488-1504 en 1544-1545.
Het origineel van het Mirakelboek bestaat ook al niet meer, maar er zijn drie kopieën bewaard gebleven. Na een eerdere uitgave uit 1946 gebaseerd op twee Amersfoortse exemplaren, is in de onderhavige publicatie uitgegaan van het Brusselse handschrift, dat zich bevindt in de Koninklijke Bibliotheek Albert I, ook wel dossier Rosweyde genoemd.
Heribertus Rosweyde, geboren te Utrecht, was tijdens de Reformatie naar de zuidelijke Nederlanden gegaan, omdat hij priester wilde worden. Na zijn priesterwijding trad hij in 1600 toe tot de Societas Jesu. Hij was geïnteresseerd in kerkgeschiedenis en heiligenverering in de Nederlanden en heeft een kopie van het Mirakelboek van Amersfoort laten overkomen en daaraan aantekeningen van zichzelf en handschriften van anderen toegevoegd, alles bij elkaar het Dossier Rosweyde genoemd. Het is integraal hier opgenomen in het Middelnederlands met hertaling. De uitgevers hebben de samenstelling en betekenis van het Dossier bestudeerd en geïnterpreteerd, en daarover handelt de paragraaf ‘De geleerde Heribertus Rosweyde en zijn dossier’ (pp.22-24), evenals de Appendices 1 t/m 5, met onder anderen de aantekeningen met hertaling en een concordantie van de drie kopieën van het Mirakelboek (pp.283-342).
De ‘Inleiding’ (pp.11-34) tot het Mirakelboek is wat kort, maar er wordt toch nog van alles behandeld, zoals meer algemene beschouwingen over wonderen en Mariadevoties in de Middeleeuwen, Mirakelboeken in het Middelnederlands, Amersfoort in de Middeleeuwen en de Reformatie, en dan natuurlijk het Amersfoortse Mirakelboek zelf, met onder anderen een analyse van het type wonderen die daarin zijn opgetekend, uitgewerkt in een heuse tabel en een register van kwalen. De meeste wonderen betreffen genezingen (60%). De meest voorkomende aandoeningen zijn beroertes (‘beroert vander popelsie’ p. 194), bezetenheid van de duivel of Boze geest, breuken, blindheid en oogontstekingen, verstandsverbijstering, kreupelheid, verlamming en waterzucht. Maar het Mariabeeld wordt ook veel aangeroepen bij verdrinking van kinderen, die na aanroeping van ‘Onze Lieve Vrouw die in het water gevonden is’ uit de dood herrijzen, en ook zeelui en gevangenen roepen het beeldje aan, goed voor wat langere beschrijvingen, bijna sprookjes met stormen die plotseling bedaren, sloten die open springen, en deuren die openstaan.
Toch volgt de beschrijving van de wonderen een vast stramien; in het boek spreekt men over een narratieve code of wonderformulier. Natuurlijk wordt eerst de nood beschreven, en dan volgt meestal de aanroeping van Onze Lieve Vrouwe van Amersfoort, waarbij een bedevaart met offergaven of een weging (zie verderop) wordt beloofd. Dan geschiedt het wonder, en daarna wordt de belofte van de bedevaart vervuld. Een kort wonderververhaaltje als voorbeeld: “Een man zat een levenslange straf uit in een houten voetkluister. Hij beloofde Onze Lieve Vrouw te bezoeken met een wassen voetkluister. En hij werd bevrijd.” (p.77).
Die wassen voorwerpen die men bij het beeld achterliet, vormen nog een verhaal apart. Alleen al op eenzelfde bladzijde lezen we van de donatie van twee wassen benen, een zilveren arm en een wassen beeld in de vorm van een gezwel. Afhankelijk dus van de kwaal of het probleem, werd een wassen, en zelfs zilveren voorwerp gemaakt. Kon je ze bestellen? Boetseerde men dat zelf? Er is een mooie afbeelding van dergelijke wassen voorwerpen die aan een verticale stok hangen bij de relieken van de heilige Sigismund (p. 53). Een andere belofte die veel gedaan werd, was het laten wegen voor Maria tegen wijn en tarwe, maar ook wel tegen goud en zilver, was en vlas, en zelfs water. Het ging dan vaak om kinderen, maar een aantal keren ook om volwassenen. Wat daar precies gebeurde, wordt niet uitgelegd, afgezien van twee noten die er wel over gaan (pp.109, 277) maar toch een ander aspect belichten. Misschien was het precies zoals het er staat: de zieke op de weegschaal en wijn en tarwe op de andere weegschaal?
De Boer en Jongen hebben met hulp van studenten een enorm werk verricht, alles in modern Nederlands hertaald, verklaard, met vier uitgebreide aparte annotaties voor inleiding, Kritische tekst, hertaling, Appendices, en allerlei zaken zoals de veelal ontbrekende datering van de wonderen uitgeplozen. Toch blijven er wel een aantal onbeantwoorde vragen over. Behalve het ‘wegen’, is er ook het woord ‘Item’ waarmee consequent elk wonder in de ‘Kritische tekst’ begint. Dit ‘Item’ wordt niet hertaald, noch wordt uitgelegd waarom het niet wordt hertaald. Het betekent waarschijnlijk `evenzo’, maar het eerste wonder begint er ook mee, dus dat klopt dan weer niet. Verder een beroerte, ‘beroert vander popelsie’, wat betekent popelsie precies? En is bekend wie de wonderen noteerden?
De uitgave roept dus nog vragen op, zoals bijvoorbeeld ook over het beeldje zelf en het vervangende beeldje, de schrijn met overblijfselen en hoe het daar nu mee is. Ook over de relatie Maria en water, Mariabeelden in water, zee of meer gevonden, wordt niet geschreven. Het is een vaker voorkomend thema zoals bij O.L. Vrouw op de Keins bij Schagen (Noord-Holland) en ook verder weg aan de kusten van de Middellandse zee.
Misschien kan juist vanwege de onvervulde nieuwsgierigheid die het boek oproept, geconcludeerd worden dat het al met al een interessant en geslaagd project is.
Trefwoorden: Nederland, Amersfoort, Mariadevoties, Middeleeuwen, Reformatie, wonderen, Mirakelboek
Drs. Martha Catania-Peters
martha.catania@versatel.nl