Woontorens in Nederland
Bouwhistorische gids voor middeleeuwse woontorens
Taco Hermans (redactie: Fred Vogelzang)
NKS Kenniscentrum voor kasteel en buitenplaats
240 pp, € 14,95
isbn/issn: 978-90-7420-504-7
geïllustreerd in kleur

Woontorens in Nederland

(recensie: Drs. Martha Catania-Peters)

 

Taco Hermans, Woontorens in Nederland. Bouwhistorische gids voor middeleeuwse woontorens, onder redactie van Fred Vogelzang (Wijk bij Duurstede: NKS Kenniscentrum voor kasteel en buitenplaats, en de auteur, 2015), 240 blz., geïllustreerd in kleur, ISBN/EAN: 978-90-7420-504-7. € 14,95.
 
De Nederlandse Kastelen Stichting (NKS), die zich tegenwoordig `NKS Kenniscentrum voor kasteel en buitenplaats’ noemt, bestaat maar liefst 70 jaar en dat hebben ze willen vieren, heel toepasselijk, met een wetenschappelijke gids over woontorens. Nee, niet de vierkante kolossen bij u om de hoek, waar u onlangs een appartement op de vijftiende verdieping heeft bezichtigd, maar middeleeuwse woontorens, een bepaalde categorie kastelen waaraan bouwhistoricus en kastelendeskundige Taco Hermans zijn promotieonderzoek heeft gewijd. Ruim 230 van de ongeveer 1000 deels verdwenen woontorens in Nederland zijn door hem onderzocht, wat resulteerde in een dissertatie aan de Universiteit Leiden in 2013. Hieruit is nu deze wetenschappelijke gids over middeleeuwse woontorens gedestilleerd. Er werd gekozen voor 50 exemplaren die nog daadwerkelijk zijn terug te vinden, verborgen in uitgedijde kastelen, als fundamenten die boven de grond uitsteken, of als naakte ruïnes in ons landschap. Deze 50 torens worden beschreven volgens een vast stramien, verduidelijkt met prachtige foto’s en tekeningen, plattegronden, kadastrale minuten, reconstructies en zo meer, een feest voor het oog, een 70-jarig jubileum waardig.
            Behalve de eigenlijke gids (pp.36-239) met zijn nadruk op morfologie, is er ook een inleiding, een theoretisch deel, waarin Hermans de lezer meeneemt in zijn kennis van de woontoren (pp.13-35). Hieruit valt op te maken wat ongeveer de eigenschappen van de middeleeuwse woontoren zijn. Een definitie van Hermans (p.35) en verdere omschrijvingen door elkaar gehusseld, leiden tot het volgende: een solitair gebouw, kleinst mogelijke hoofdburcht, gebouwd op een omgracht stuk grond van beperkte omvang, vertrekken op elkaar gestapeld, per bouwlaag meestal één ongedeeld vertrek: gemiddeld twee bouwlagen boven een kelder, vierkant of rechthoekig, meestal tussen de acht en tien vierkante meter, voornamelijk gebouwd in de tweede helft 13e - eerste helft 14e eeuw; de bouwheren waren ministerialen (dienstlieden) of heren van lage adel, en de functie: weinig militair, mogelijk bewoning, maar vooral statussymbool en landmarkering. Elk van de hier genoemde aspecten wordt van overdenkingen, theorievorming en historiografie voorzien in de inleiding.
Eén ervan, tevens geen onbelangrijk onderdeel van de vraagstelling in de dissertatie, betreft de mogelijke bewoning, welke gekoppeld aan de benaming ‘woontoren’ een interessant probleem oplevert: is de term functioneel juist? (p.7). Bij het onderzoek is dus gekeken of de toren mogelijkerwijs kon worden bewoond. Daartoe werd gezocht naar een aantal voorzieningen dat op bewoning zou kunnen wijzen zoals: een waterput, stookplaatsen (ook voor belichting), een oven of keuken, en ook niet onbelangrijk: een privaat. De uitkomst is niet eenduidig. De torens werden in ieder geval niet allemaal permanent bewoond, misschien tijdelijk, en tijdens een belegering waren de meeste torens toch minder geschikt voor het huiselijke leven, niet in de laatste plaats wegens het ontbreken van een interne waterput. Hermans zou een alternatieve benaming hebben kunnen voorstellen in zijn dissertatie. Dat hij dat niet heeft gedaan, is ook wel weer te begrijpen. De woontoren wordt zo in ieder geval onderscheiden van andere soorten torens zoals bijvoorbeeld residentietorens (voorganger van de woontoren) en poort-torens.
Er worden nog andere zaken aan de orde gesteld in de inleiding. De datering van de woontorens, de relatie van de bouw met ontginningen, opdrachtgevers van de bouw en hun budgettaire mogelijkheden, rol van bepaalde families, redenen van klustering van woontorens in het gebied van de Langbroekerwetering, indeling van het interieur in Vlaanderen en het ontbreken van een vaste indeling bij de Nederlandse woontorens, dit alles wordt kort, wetenschappelijk en begrijpelijk uit de doeken gedaan.
De eigenlijke gids bestaat uit 50 beschrijvingen van woontorens in alfabetische volgorde, te beginnen met een lijstje van eigenschappen zoals naam, adres, bouwjaar, eventueel sloopjaar, muurdikte, vorm, materiaal, baksteenformaat, metselverband, aantal bouwlagen, enzovoorts. Ook de bouwheren en de eventuele leenverhoudingen worden genoemd, en de ligging. Hierna volgt meestal een beschrijving van de toren en de bouwgeschiedenis. Als het object daar aanleiding toe geeft, volgen nog andere interessante zaken, en dit alles met optimale ondersteuning van actuele foto’s, historische foto’s, tekeningen en plattegronden. Verschillende woontorens zijn bij mij favoriet geworden, romantisch genoeg vooral ruïnes, zoals Heenvliet (ZH), Huis te Riviere (ZH), Ouborch (LB) en Nijenbeek (GD). Maar ook de uitzonderingen en twijfelgevallen zijn interessant, omdat ze vaak iets verduidelijken over het gangbare type, zoals (what’s in a name) De Gelderse Toren (GD), die misschien meer versterking was dan woontoren. Een toren met eveneens een toepasselijke naam is De Thooren (LB). En dan zijn er ook nog de vele welonderhouden kastelen met daarin verstopt een oude woontoren waarmee het allemaal begon, zoals Hackfort (GD) en Rijckholt (LB). Waar het aan ontbreekt, voor een kastelengids wel opvallend, is informatie over de mogelijkheden tot bezichtiging. Is het toch meer een gids voor de wetenschapper dan voor de liefhebber, of zijn deze kastelen meestal niet voor publiek geopend? Ook een woordenlijstje met bouwkundige termen is niet opgenomen. Dus arkeltoren, rondeel, haakbussen, tongewelf en weergang, en eventuele openingstijden, zult u even moeten googelen.
Concluderend mogen we stellen dat we nu beschikken over een mooie interessante gids om te lezen, doorheen te bladeren, en uitstapjes mee te maken; een gids over een nogal onbekend fenomeen, bedoeld voor boeren en buitenlui, maar zeker ook voor de specialist en wetenschapper, een gids met lagen dus. Er is een kaartje van Nederland opgenomen met mogelijke woontorens en woontorens waarvan met zekerheid is vastgesteld dat het een woontoren is. De clusters liggen in het zuiden van de provincie Utrecht en het gebied rondom Rotterdam, maar ook in Limburg, Groningen, en Gelderland zijn nogal wat woontorens te vinden. Het boek bezit verder een voorwoord van de NKS, verantwoording van Hermans en een samenvatting in de Engelse taal. Er wordt nieuwerwets geannoteerd: naam van de schrijver, jaartal van het boek en pagina’s, maar een literatuurlijst om de titel op te zoeken, ontbreekt. Voor lezers met internet hindert dat niet, want de lijst is op het web te raadplegen, tweemaal zelfs, want de volledige dissertatie is eveneens op het web geplaatst (p.7).
En dan nog de onvolprezen foto’s en tekeningen. Een boek voor bij het haardvuur of bij een stookplaats, met een goed glas wijn, Chateau de la… Tour?
 
Trefwoorden: Nederland, Middeleeuwen, Kastelenkunde, bouwgeschiedenis, woontorens, Utrecht, Zuid-Holland
 
Drs. Martha Catania-Peters