Jantje van Leiden
Luc Panhuysen
87 pp, € 9,30
isbn/issn: 90-6550-461-3
deel 20 uit de reeks Verloren Verleden

Jantje van Leiden

(recensie: Bart van den Bosch)

In deel twintig van de onvolprezen serie Verloren Verleden van de Hilversumse uitgeverij Verloren wordt opnieuw een min of meer folkloristische figuur uitgelicht. Dit keer betreft het Jan van Leiden, die nog steeds voortleeft in het dagelijks taalgebruik. Bijna iedereen is immers bekend met de uitdrukking 'Je ergens met een Jantje van Leiden van afmaken', waarmee bedoeld wordt dat degene aan wie dit verwijt gericht is er met de pet naar gegooid heeft of door middel van smoesjes een eigen voordeel heeft verkregen. Weinigen zullen echter beseffen dat de uitdrukking verwijst naar een van de merkwaardigste situaties uit de Nederlandse geschiedenis.

Panhuysen doet in Jantje van Leiden een geslaagde poging om voor een breed publiek de historische achtergrond van de Leidse kleermaker/kroegbaas Jan Beukelz. en daarmee zijn spectaculaire opkomst en ondergang te beschrijven. Het sterke van het boekje is dat Panhuysen zich de moeite neemt om de omstandigheden waaronder Jan Beukelz. kon uitgroeien tot Koning Jan op een bondige, zeer leesbare en begrijpelijke manier te beschrijven. Een gedetailleerde weergave van het beleg van Munster (ook bekend onder de naam Het Nieuwe Jerusalem) alleen zou al genoeg stof tot lering en vermaak hebben opgeleverd. De auteur - en daarmee is ook dit boekje uit de reeks weer zo uitermate geschikt voor de onderwijspraktijk - doet meer dan dat. Hij voorziet daarmee in een heldere plaatsing van de gebeurtenissen rond de hoofdpersoon in een breder historisch kader. Het hoofdstuk over de Reformatie, bijvoorbeeld, verschaft niet alleen relevante informatie over Erasmus, Luther, Zwingli, Karlstadt en Müntzer; ook theologische kwesties als het wonder van de transsubstantiatie, de houding van de kerk ten opzichte van recalcitrante visioenen en goddelijke inspiratie door lieden die zich niet perse stoorden aan de Roomse orthodoxie, de kwestie van de aflaten en de twijfelachtige integriteit van de clerus worden aan de lezer uitgelegd. Bovendien komen geopolitieke stand van zaken in het Europa van Karel V, de strijd van de Europese legers tegen Turken in Hongarije, de boerenoorlogen, de Sacco di Roma en de economische recessie van de jaren voorafgaand aan Jan Beukelz finest hour aan de orde.

Natuurlijk worden de meer directe oorsprongen van het Anabaptisme uitgebreid besproken, waarbij Geert Grote's Moderne Devotie en Thomas à Kempis' Imitatio Christi niet ontbreken. Het wordt duidelijk dat deze nobele, voor Rome redelijk ongevaarlijke stromingen (dit laatste wordt door Panhuysen treffend geïllustreerd met het adagium van Thomas à Kempis dat hij het liefst zat in '...een hoeckxen met een boeckxen...' (p. 20), worden opgevolgd door aanmerkelijk gewelddadiger varianten. Vooral in de Nederlanden vinden de nieuwe ketterse ideeën steeds meer aftrek. Een van de redenen hiervoor is dat in de Hollandse en Friese steden een redelijke mate van toleratie bestond voor afwijkende meningen. De burgervaders stonden niet te springen om 'Sacrementsschenners' en andere ketters aan het centrale Habsburgse gezag in Brussel uit te leveren. Naast de traditie van individuele geloofsbeleving en de vrijheid die daar in de Nederlanden bestond, leidde de sociale/economische ontwrichting van de jaren twintig van de 16de eeuw tot een wildgroei aan rondtrekkende profeten die allen beweerden dat de Here tot hen had gesproken. Over het algemeen waren deze visioenen sterk apocalyptisch en daarmee zowel politiek als theologisch revolutionair van aard. Lieden als de Haarlemse bakker Jan Matthijsz, Melchior Hoffmann en diens getrouwe missionaris Jan Volkert Trypmaker vormden een logische opmaat tot het succes van Jan van Leiden. Hoewel de onderlinge verhoudingen tussen deze visionairen vaak te wensen overlieten, creeërden ze een milleniaristische sfeer die hen veel aanhangers opleverden. Iedereen wilde immers bij de (volgens Hoffmanns berekening 144.000) uitverkorenen horen die het Laatste Oordeel met enig vertrouwen zouden kunnen tegemoet zien. Op de vraag wanneer en waar de gelukkigen zich zouden moeten verzamelen bestond nogal wat verschil van mening. Volgens Hoffmann was Allerzielen 1533 te Straatsburg the place to be. Jan Matthijs, die de distinctie heeft dat hij Jan van Leiden voor de beweging recruteerde, en anderen twijfelden tussen Amsterdam en het Westfaalse Munster.

Munster had uiteindelijk de beste papieren, enerzijds door de effectieve prediking door Jan, anderzijds door het feit dat een aantal belangrijke regenten zich zowel van Luther als van de lokale kerkvorst bisschop Fritz von Waldeck had vervreemd. Zowel van de reguliere protestanten als de katholieken had de stad niets te verwachten. In dit isolement kon de Wederdoopse revolutie, aanvankelijk onder de bezielende, maar weinig realistische leiding van Jan Matthijsz. zich voltrekken. Na de knullige dood van Matthijsz. neemt Jan de macht over en slaagt erin de inwoners van de stad zodanig te mobiliseren dat het beleg door bisschop Fritz ruim een jaar weerstaan kan worden. Panhuysen maakt van Jan een driedimensioneel personage in de zin dat hij hem beschrijft als een charismatische leider die heen en weer geslingerd wordt tussen poltitiek-militair realisme en godsdienstwaanzin. Dit laatste geeft tevens de huidige stand van zaken weer waar het de Doopsgezinde historiografie betreft. De opvolgers van de eerste generaties Anabaptisten hebben lange tijd geprobeerd zich te distanciëren van Jan van Leiden en de gebeurtenissen te Munster. Pas in de laatste helft van de twintigste eeuw stelt Panhuysen dat de Mennonitische geschiedschrijving zijn verontschuldigende karakter heeft verloren. Ook hiervan geeft de auteur een helder overzicht. Kortom; Doorgaan met deze serie!