Tot elkaar veroordeeld
De Nederlands-Duitse betrekkingen tussen 1945 - 1957
Martijn Lak
292 pp, € 32,-
isbn/issn: 978-90-8704-547-0
geïllustreerd in zwart-wit

Tot elkaar veroordeeld

(recensie: Tessa Nagel M.A.)

 

Martijn Lak, Tot elkaar veroordeeld. De Nederlands-Duitse economische betrekkingen tussen 1945-1957, Hilversum, Verloren, 2015, 292 pp, illustraties in zwart wit, ISBN 978-90-8704-547-0, € 32,-
In deze Nederlandse bewerking van zijn proefschrift onderzoekt Martijn Lak de economische betrekkingen tussen Nederland en grote buur Duitsland van 1945-1957. Deze periode beslaat de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en loopt tot de verdragen van Rome in 1957. Deze verdragen, die de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) bevestigden, zorgden voor een verandering in de relatie tussen Nederland en Duitsland, doordat deze niet langer (vooral) bilateraal was. Daarnaast waren de economische relaties rond deze tijd genormaliseerd. Volgens Lak is er behoefte aan een onderzoek als dit, omdat er nog nooit eerder een onderzoek is gedaan dat de economische verhoudingen als uitgangspunt nam. Eerder werd vooral gekeken naar de spanningen tussen de beide landen en was het onderzoek vooral fragmentarisch. Het laatste economisch georiënteerde onderzoek dateert van 1954.
De hoofdvraag van dit onderzoek is: hoe ontwikkelden de Nederlands-Duitse economische relaties zich tussen 1945-1957, en wat waren de gevolgen van deze betrekkingen voor de bilaterale politieke verhoudingen? Kernpunt daarbij was de economische wederzijdse afhankelijkheid. Dat Nederland van Duitsland afhankelijk was, is evident: 25% van de totale Nederlandse export ging tijdens het interbellum naar Duitsland; maar ook andersom was de afhankelijkheid sterk: 15% van de totale Duitse import kwam uit Nederland. Ook het transport over de Rijn en de diensten die de Nederlandse havens aanboden, waren van groot belang.
Direct na de Tweede Wereldoorlog speelden bij veel mensen haatgevoelens jegens Duitsland een rol. Vooral bij politici en zakenlui ontstond daarnaast echter steeds meer het besef dat Nederland een gezond economisch Duitsland simpelweg nodig had om zelf weer tot economische  bloei te komen. De regering richtte zich daarom als snel op herstel van betrekkingen, maar voerde toch een ambivalent beleid, waarbij zij bijvoorbeeld ook compensatie vroeg voor geleden schade.
Duitsland werd na de oorlog bezet door de geallieerden – Verenigde Staten, Groot Brittannië, en de Sovjet Unie - , die het laatste woord kregen in de Duitse politiek. De bezetters wilden Duitsland weer gezond maken maar de kosten voor zichzelf niet al te veel laten oplopen, waardoor in eerste instantie een politiek werd gevoerd die niet gunstig was voor Nederland. Zo was handel met Duitse bedrijven nauwelijks mogelijk, werden eerdere investeringen niet terugbetaald en was het niet geaccepteerd om in andere munten dan dollars te betalen, terwijl  er in Nederland een groot tekort aan dollars was. Nederland kon zo niet aan voldoende kapitaal komen voor de goederen en grondstoffen voor de eigen wederopbouw.
Factoren die de verhoudingen deden verbeteren, waren allereerst het samengaan van de Engelse en de Amerikaanse zone in de Bizone, waarin de Amerikaanse politiek de boventoon kreeg, en vervolgens de vorming van een eigen zelfstandige Duitse staat, de Duitse Bondsrepubliek. Daarnaast was de Marshallhulp van belang, die voor dollars zorgde en voor een liberalisering van de economische politiek in Europa, waardoor voor Nederland de handelsmogelijkheden groeiden. Ook was de munthervorming van 1948, die ervoor zorgde dat de Duitse munt weer mee kon doen in het valutaverkeer, van belang voor de Nederlandse handel. Een doorslaggevende factor was volgens Lak echter de liberalisering van de Duitse importen uit Nederland in 1949. Hij betoogt dat deze Amerikaanse beleidsverandering meer invloed heeft gehad op het Nederlands herstel dan de Marshallhulp, die traditioneel gezien wordt als een van de grootste opbouwende factoren.
Een tweede doorslaggevende factor was volgens Lak de volledige toegang die buitenlandse schepen in 1956 kregen tot de Duitse wateren. Met name het Ruhrgebied was voor Nederland van belang. Omdat de industrie daar direct na de oorlog vrijwel stil lag en daarna tijd nodig had om te herstellen, had de Amerikaanse en later de Duitse regering in het begin een discriminerende politiek gevoerd, die de Duitse schepen zou bevoordelen. Nu de industrie daar weer op volle kracht gekomen was, had Duitsland de Nederlandse schepen weer volledig nodig. Halverwege de jaren `50 waren de handelsbetrekkingen tussen de beide landen daarmee weer genormaliseerd.
Het onderzoek van Lak is zeer secuur uitgevoerd en stoelt op vele, zowel Duitse als Nederlandse, bronnen. Interessant zijn de vele citaten die gebruikt worden, waar mogelijk in de oorspronkelijke taal. Lak heeft de citaten op zo´n manier weten te integreren in de tekst dat ze echt aanvullen en de lopende tekst niet verstoren. Op deze manier is het gebruik van citaten een verrijking. Hetzelfde geldt overigens voor het cijfermateriaal en de prachtige foto´s. Ook deze zijn in de tekst verwerkt en toegelicht, waardoor zij vooral voor verheldering en overzicht zorgen.
Lak weet de economische betrekkingen tussen deze twee landen uit te diepen en te belichten. Ook voor niet-economen weet hij de economische relaties te verduidelijken en uit te leggen. Daarnaast plaatst hij de gebeurtenissen en cijfers in een groter geschiedverband en gaat hij niet voorbij aan politieke en sociale processen en emoties, zoals de haatgevoelens die in de oorlog waren ontstaan, de prille Europese samenwerking en het begin van de Koude Oorlog. Dit maakt het boek erg leesbaar en een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in de effecten van de economie op de maatschappij.
Tessa Nagel MA
tessanagel@gmail.com
 Trefwoorden: Nederland, Duitsland, 20e eeuw, 1945-1957, Economische betrekkingen, Wederopbouw, Koude Oorlog, Europese samenwerking