Van hof tot overheid
(recensie: Tom Duurland M,A,)
Jeroen Jansen en Nico Laan (red.), Van hof tot overheid. Geschiedenis van literaire instituties in Nederland en Vlaanderen (Hilversum: Verloren, 2015) 384 pp., geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-544-9, € 29,-
Wie bijna negenhonderd jaar bespreekt in amper driehonderd pagina’s heeft nauwelijks ruimte voor diepgang, zou men denken. Toch is dit werk interessant door juist de periodisering (circa 1150 tot nu) en de thematische breedte. Literaire instituties in Nederland en Vlaanderen staan centraal in deze bundel, zoals de weinig prikkelende titel verraadt. De samenstellers Jansen en Laan komen gelijk ter zake met een probleem: zowel het begrip institutie als het begrip literatuur heeft geen eenduidige betekenis. Zij definiëren het begrippenpaar als “een groep mensen met een specifieke taak op het gebied van de productie, distributie en de consumptie van literatuur” (p.7). Let wel: literatuur in de brede zin van het woord. Dat belooft veelzijdigheid en die krijgt u ook.
De bundel bestaat uit twaalf hoofdstukken: het middeleeuwse hof, het klooster, de rederijkerskamer, drukkers en verkopers, de schouwburg, letterkundige genootschappen, literaire kritiek, literatuurwetenschap, de uitgeverij, literatuuronderwijs, de bibliotheek en de overheid. Het zwaartepunt ligt op de Noordelijke Nederlanden in de zeventiende en achttiende eeuw alsook de negentiende eeuw in Nederland. In deze perioden wordt het ontstaan van een aantal belangrijke literaire instituties geplaatst; met name literatuurkritiek, -onderwijs en -wetenschap. De auteurs van de hoofdstukken zijn stuk voor stuk vakspecialisten en een aantal van hen heeft een bijzonder vlotte pen.
Paul Dijstelberge is docent boekgeschiedenis en conservator oude drukken bij Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Zijn hoofdstuk neemt de lezer mee naar de dagelijkse praktijk van de boekdrukker annex boekverkoper in het protestantse Amsterdam en het katholieke Antwerpen tussen 1450-1800. Hoewel verschillend in mentaliteit, waren deze steden beide belangrijke centra van de drukkunst (pp.93-114). De schrijver laat achtereenvolgens zien hoe de boeken vervaardigd worden en wat er zoal te koop is in het boekbedrijf. Ook schetst hij profielen van de auteur, de drukker en diens klandizie.
Een ander voorbeeld is het hoofdstuk van G.F.H. Raat, dat de lezer introduceert in de geschiedenis van de openbare bibliotheek – een vakgebied dat tot voor kort een nauwelijks beoefend specialisme was (p.257-284). Toch blijkt het onderwerp relevant wanneer we het burgerlijk vormingsideaal, dat aan de Openbare Bibliotheek ten grondslag ligt, in aanmerking nemen. De fijn gekozen humoristische citaten geven het hoofdstuk glans.
Het gehele werk is goed in evenwicht. Elk thematisch hoofdstuk is volgens dezelfde formule opgebouwd en is ongeveer even lang. Nadat een aantal kernpublicaties zijn genoemd, volgt de ontstaansgeschiedenis van de betreffende literaire institutie. De ontwikkeling ervan, die soms tot op heden doorwerkt, vormt de kern van elk hoofdstuk. Een voorbeeld is de professionalisering van de literaire kritiek in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen expertise en aanzien van de recensentensteegen kranten en tijdschriften (meer) ruimte maakten voor hun oordeel. Die ruimte voor literaire kritiek in kranten en tijdschriften neemt thans weer af, maar de critici worden nog wel au sérieux genomen, zoals blijkt uit onderzoek dat is aangehaald door de schrijver.
Wie een nagenoeg compleet overzicht van literaire instituties zoekt, kan hiermee goed uit de voeten. Alleen de deelonderwerpen boekenclubs en leeskringen zijn niet in de bundel opgenomen, zoals te lezen staat in de verantwoording. Over het algemeen is de bundel toegankelijk en afwisselend, met soms een excursie in de diepte. Daarmee wijken de samenstellers af van de gebruikelijke oppervlakkigheid van handboeken. Het werk heeft een goede bibliografie voor wie verder wil winkelen. De strak geordende hoofdstukken bieden de mogelijkheid tot een systematische vergelijking van verschillende tijdvakken en instituties binnen het Nederlandse taalgebied (zonder Zuid-Afrika). Zowel (kunst)historici als doorgewinterde neerlandici kunnen hier hun voordeel mee doen.
Tom Duurland M.A.
Trefwoorden: Nederland, Vlaanderen. Middeleeuwen, Vroegmoderne tijd, Moderne tijd, Literaire kritiek, Literatuurwetenschap, Boekgeschiedenis, Literaire instituties