Clio's stiefzusters
Verledenverbeeldingen voorbij de geschiedwetenschap
Peter Rietbergen
359 pp, € 19,95
isbn/issn: 978-94-6004-247-8
geïllustreerd

Clio's stiefzusters

(recensie: Drs. Martha Catania-Peters)

 

Peter Rietbergen, Clio’s stiefzusters. Verledenverbeeldingen voorbij de geschiedwetenschap (Nijmegen: Peter Rietbergen en Uitgeverij Vantilt, 2015), 359 blz., geïllustreerd, ISBN: 978-94-6004-247-8, € 19,95
 
Peter Rietbergen, emeritus hoogleraar Cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, onderzoekt in zijn jongste boek hoe de respectabele geschiedwetenschap, of eigenlijk hoe Clio, muze van de geschiedschrijving, zich verhoudt tot haar ‘stiefzusters’, minder scrupuleuze verledenverbeeldingen, vaak bezien als “ - - ongetemde herinneringen…, wilde loten aan een keurig-wetenschappelijke stam, of zelfs: wingerd die de wetenschap verstikt” (p.7). Deze cultuuruitingen toch eens te bestuderen, wordt meteen gerechtvaardigd als je bedenkt hoeveel historische films, - romans, -computerspellen, -docudrama’s en wat dies meer zij, het grote publiek voorzien van hun voornaamste kennis omtrent het verleden. De verkoopcijfers liggen vaak vele male hoger dan die van doorwrochte (detail-)studies over historische vraagstukken en episodes. Drijft jalousie de métier de schrijver? Geenszins, meer een zwaar gevoelde verplichting om zich geschiedwetenschappelijk te verhouden tot minder geaccepteerde verbeeldingen van het verleden: tot Clio’s stiefzusters.
In het boek worden verschillende vormen van alternatieve verledenverbeeldingen besproken. De chronologie ervan wordt bepaald door de tijdgebonden media waarin ze zich voordoen: ‘zichtbaar’ (beelden rond en in de Sint Pieter in Rome), ‘hoorbaar’ (barokopera’s over Montezuma), ‘leesbaar’1, het gedrukte woord (Spenglers megalomane Untergang des Abendlandes), ‘leesbaar’ 2 (de historische romans van Felix Dahn), ‘cinemascopisch’ (van schilderkunst naar historische film), en gespeelde verledens  (fantasy, re-enactment en historische computerspellen). Bij de laatste onderwerpen worden dus meerdere ‘stiefzusters’ opgevoerd, maar die worden dan ook stevig met elkaar in verband gebracht. Rietbergen betoont zich tevens een historicus in hart en nieren, daar hij behalve voor hedendaagse verledenverbeeldingen, vooral kiest voor verledenverbeeldingen in een verleden tijd, en ín die verleden tijd ook alleen te begrijpen, zoals hij steeds duidelijk maakt.
Het voorwoord en de proloog, ja wat gebeurt daar eigenlijk? Het lijkt één grote narratieve probleemstelling, maar is meteen ook een overzicht van de verderop uit te werken verschijnselen en hun redenen van bestaan. Er blijkt een sterke behoefte te bestaan aan ‘echt’, aan herbeleven. Het grote publiek wil “geschiedenis voor eigen gebruik - - het verleden consumeren, tussen de polen van troost en vermaak” (pp. 21-22). Belangrijk is natuurlijk de vraag naar het wetenschappelijk fundament en de spanning tussen de wetenschappelijke geschiedschrijving en haar vrijpostige concurrenten. Het boek gaat daarom indirect ook over de geschiedwetenschap zelf en haar claims op een wetenschappelijk gefundeerde weergave van het verleden. Onderwijl wordt de proloog onderbouwd met voorbeelden uit onder meer Cleopatra-films,  Jeanne d’ Arc-films, Una Giornata Particolare (1977) van Ettore Scola, en verschijnselen als historische pretparken en computergames.
Van de zes hoofdstukken verdienen sommige eigenlijk een aparte recensie omwille van de eruditie en rijkdom aan achtergrondinformatie. Dat geldt bijvoorbeeld voor het eerste hoofdstuk over met name vier sculpturen in de Sint Pieter in Rome. Geen overzicht hier van historische verbeeldingen in de beeldhouwkunst, maar een keuze voor vier beelden in de nissen van de vieringpijlers die de koepel van de Sint Pieter dragen. We zien daar Andreas staan, Veronica, Longinus en Helena, niet direct de meest voor de hand liggende figuren. En daar gaat Rietbergen! De zoektocht naar de betekenissen van deze vier gebeeldhouwde heiligen voert de lezer door de middeleeuwse wereld van Vaticaan en pausen met hun aanspraken op de vertegenwoordiging van Christus op aarde, langs heiligen en hun relikwieën, langs kruissplinters, lansen, doeken, botjes, en wat er nog allemaal meer gevonden, verhandeld, geschonken, en gekopieerd werd. Uiteindelijk weet de lezer waarom juist deze vier heiligen daar staan. Hij heeft ze leren kennen en hun betekenis voor de religieuze propaganda en machtsaanspraken van het Vaticaan eveneens. Wel vraag je je af, zag de toeschouwer dat er ook allemaal in? Rietbergen uit hieromtrent ook wel enige twijfel.
En dan ‘Hoorbare verledens’ (pp.104-148) de barokopera Montezuma, Incakoning en edele wilde, in verschillende versies, waarvan vooral de libretti worden besproken en de dichter-koning Frederik de Grote als beste librettist uit de bus komt. Hij identificeerde zich met Montezuma en niet met de Christelijke invadors! Zelfs Purcell en Vivaldi tot en met Neil Young hebben Montezuma op muziek gezet. Ook uit dit hoofdstuk blijkt weer een enorme kennis van zaken én men betreedt er een totaal andere wereld dan in het vorige hoofdstuk.
Het volgende hoofdstuk over leesbare verledens handelt over Oswald Spenglers Untergang des Abendlandes, (1918-1922), verleidelijke mega geschiedenis, die ook in het huidige tijdsbestek weer wordt gelezen, niet alleen vanwege het aansprekende groei-bloei-verval schema dat de teloorgang van culturen verklaart en voorspelt, maar vooral ook vanwege de karakteristieken van de neergangsfase, die men aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog meende te herkennen en nu dus weer. In dit hoofdstuk worden vooral recensies over het wereldwijd verspreide boek bevraagd over het wetenschappelijk gehalte van Der Untergang. De recensie van Johan Huizinga is curieus, omdat hij terdege besefte ook niet helemaal vrij te zijn van de idee van cultuur als levend organisme, Herfsttij… de naam zegt het al. Ook in dit hoofdstuk komen we in een compleet andere wereld terecht dan in de voorafgaande hoofdstukken en de vraag naar het (pseudo-)wetenschappelijk gehalte is hier van evident belang.
Maar hierna komt er iets soortgelijks. Weer iets ‘leesbaars’, dit keer de historische roman. Ook hier is voor een specifiek oeuvre gekozen. Rietbergen bespreekt drie historische romans van de negentiende-eeuwse Duitse schrijver en rechtshistoricus Felix Dahn: Ein kampf um Rom (1876), Felicitas (1883)en Vom Giemgau (1896), gesitueerd in de 5e en 6e eeuw na Christus, als de fris en fruitige Germanen het overnemen van de ‘decadente’ Romeinen. Weer Duitsland, weer publicaties in de lange aanloop naar nazisme en Holocaust, hoewel met grotere afstand in tijd. Rietbergen analyseert de populariteit van historische romans in het Duitsland van de 19e eeuw en beschrijft hoe Dahn bij het schrijven gebruik maakte van zijn eigen wetenschappelijk onderzoek naar Germanen-koningen in de late oudheid. Dat verklaart wel de keuze. Je kunt deze boeken nu niet meer lezen zonder te denken aan wat daarna kwam. Een anachronistische valkuil is het geworden. Maar Dahn had geen notie van de ramp die de wereld te wachten stond en schreef er lustig en ietwat racistisch op los.
Ook ‘Cinemascopische verledens, Verledenverbeeldingen op het megadoek’(pp. 230-273) begint in Duitsland, bij de historieschilderkunst. Rietbergen laat in dit hoofdstuk niet alleen Hollywood films als Ben Hur en The Fall of the Roman Empire, dus ‘toga’- en ook ‘harnasverhalen’ aan bod komen, maar ook een voorloper ervan: het zaal vullende schilderdoek, het megadoek met historisch voorstelling. Een aantal ervan bespreekt hij uit en te na zoals ‘Verwoesting van Jeruzalem’, ‘Het hof van Frederik II te Palermo’ en ‘Thusnelda bij de triomfantelijke intocht van de Germanen in Rome’. Die ‘triomferende’ Germanen waren eigenlijk gevangenen, maar goed, het ging om een ‘morele’ overwinning. Wat zag de toeschouwer er allemaal in? Herkende hij de personages en de politieke boodschap? In ieder geval kon men de emoties meebeleven en daar vinden we de link naar de film, via het tableau vivant naar de eerste bewegende beelden en de naïeve veronderstelling dat die niet anders dan de waarheid konden vertellen.
Het meebeleven gaat over in meespelen. In het laatste hoofdstuk worden boeken behandeld uit het fantasy genre, zoals Harry Potter van Joanne Rowlings en de Lord of the Rings-trilogie van John Tolkien. Ook re-enactment, zoals het naspelen van veldslagen en vooral het nieuwe fenomeen van de historische computerspellen worden bestudeerd. Wat al deze fenomenen met elkaar gemeen hebben, is dat zij uit composiet-verledens bestaan. Je ziet bij Harry Potter bijvoorbeeld een soort van Middeleeuwen, met hier en daar wat 50-er jaren van de vorige eeuw. Bij historische computerspellen kan je ook nog eens de uitkomst van historisch vaststaande feiten veranderen. En hoe wenselijk of gevaarlijk is dat?
            De epiloog over Nederland is mij uit het hart gegrepen. Hoe jammer nog altijd, dat van die Beeldenstorm. En geen bordjes op straten en aan huizen over onze belangrijke cultuurdragers, schrijvers, componisten, beeldhouwers, zoals in Parijs, en elders in Europa. Ook in het maken van historische films over het Vaderlands verleden blinken we niet uit. Kortom, waar blijven we nou?
Al met al een prachtig boek, erudiet en scherpzinnig. De Duitse oriëntatie krijgt soms de overhand. Waarom bijvoorbeeld geen historische megadoeken besproken uit het Louvre? De vele citaten zijn ook vrijwel allemaal in het Duits, dus even dat woordenboek erbij. Eén puntje van kritiek wil ik toch wel noemen. Het epos van Tolkien zou op tovenarij geen beroep doen! Wat hoor ik nu? En de twee tovenaars Gandalf en Saruman dan, niet de geringste uit het tovenaarsgilde van Midden-aarde en belangrijke protagonisten in het verhaal? En de ring zelf, die als je hem aandoet, onzichtbaar maakt, maar waardoor de ringdrager juist wel zichtbaar wordt voor de ultieme vijand Sauron, maker van de ring?
Oef, wat voor discussie is dit nu? Dit is geen passend onderwerp voor historici. Laten we de toverkunst laten voor wat het is, en ons concentreren op Rietbergens ultieme boodschap aan zijn vakgenoten: bemoei je met de stiefzusters van Clio, zij hebben onze historische kennis hard nodig. De geschiedwetenschap moet hier aan mee gaan doen en de nieuwe media exploreren. Werk aan de winkel!
 
 
drs. Martha Catania-Peters
Czaar Peterstraat 7a
1018 NW Amsterdam
 
Trefwoorden: Oudheid, Middeleeuwen, Nieuwe tijd, Cultuurgeschiedenis, Nederland, Duitsland, Europa, Historische film, Historische roman, Re-enactment, Historische computerspellen, Historieschilderkunst