Een verlichter in de ban:
(recensie: Han C. Vrielink)
Pieter van Wissing (toelichting), met medewerking van Tineke Seebach en André Wolters van der Weij, Een Verlichter in de ban: de controversiële lezing van Johannes Stolk in 1794, Hilversum, 2016, Uitgeverij Verloren, 88 pp., geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-579-1, € 10,-
Wat een buitengewoon mooi uitgegeven boekje: voorbeeldig gedrukt en fraai geïllustreerd, zowel in kleur als in zwart/wit. Bronnen- en literatuurverwijzing zijn opgenomen in de noten en een volledige index sluit het boekje af.
Kern van het werk is een lezing, gehouden door de predikant Johannes Stolk uit Velp, getiteld : “ Verhandeling over de noodzakelykheid en aangelegenheid om den gemeenen man wyzer te maken”. Stolk hield die lezing op 10 maart 1794, voor de leden van de Maatschappij Prodesse Conamur , een natuur- en letterkundig genootschap te Arnhem.
In wezen behelst Stolks lezing drie zaken:
1. een schets van de ellendige lichamelijke en geestelijke situatie waarin
het grauw verkeert;
2. een warm pleidooi voor onderricht en opvoeding van “de gemeene
man” door middel van volksonderwijs in het kader van de Verlichting;
3. Stolks verwachting, dat de aldus opgevoede en ontwikkelde
medemensen ook daadwerkelijk gebruik kunnen maken van de
rechten die zij van nature hebben (het gelijkheidsprincipe).
Volgens de schrijvers zou Stolks betoog in elk Nutsdepartement geaccepteerd zijn “als een weinig verrassende samenvatting van de Nutsdoelstelling” (p. 51). Zo niet in Arnhem. Op 14 maart besluit de stadsregering van Arnhem, Stolk te verbannen uit stad en schependom, omdat, volgens de magistraat, zijn lezing de gehele samenleving ontregelde. Stolk is gedwongen uit te wijken naar Kleef.
Later wordt Stolk verbannen uit heel Gelre en ook uit andere provincies.
De verklaring voor het gestrenge optreden van de Arnhemse magistraat zoeken de auteurs in de voornamelijk orangistische samenstelling van het Arnhemse stadsbestuur en in de dreigende Franse inval. Dat lijkt me op zich juist, maar belangrijker was, dunkt mij, het feit dat de patriotten in de gehele Republiek in 1794 grote activiteit ontplooiden, terwijl in Arnhem een groot, orangistisch garnizoen lag. En wat die orangistische troepen konden aanrichten, daarmee had men in Gelre in 1786 kennis gemaakt.
Van Wissing c.s. hebben ervoor gekozen om de wijdlopige lezing van Stolk integraal op te nemen. Daar kan men zijn vraagtekens bij zetten. Een goede samenvatting, met – zo men wil – enkele citaten uit de meest saillante delen zou de leesbaarheid aanzienlijk vergroot hebben.
Van Wissing zet het lot van Stolk in de historische context door hoofdstukken toe te voegen over Johannes Stolks afkomst, studie en emeritaat, als ook een beschrijving van Arnhem in de achttiende eeuw en het genootschap Prodesse Conamur. Op zich een goede methode. Maar jammer genoeg wordt vrijwel ieder hoofdstuk ontsierd door lange citaten die niets toevoegen aan het verhaal van de auteurs. Als, bijvoorbeeld, het stadsbestuur van Arnhem de stadsbode opdraagt bij Stolk de lezing op te eisen, volstaat Van Wissing niet met dat te vermelden, maar voegt hij ook nog eens het totale verslag van de stadsbode toe. Stolks verzoek om met emeritaat te mogen gaan, de resoluties van het stadsbestuur en de Staten van Gelre, de verzoekschriften van Stolk, en nog vele andere archivalia, het moet en zal er allemaal letterlijk in. Zeker na de integrale weergave van Stolks lezing is dat allemaal teveel, veel teveel.
Om mijn kritiek te verduidelijken, veroorloof ik mij een kleine uitstap. Sebastian Haffner opent zijn bundel essays, Sebastian Haffner zur Zeitgeschichte (München, 1982), met een korte karakterisering van hetgeen waaraan een goede geschiedschrijving moet voldoen. Geschiedschrijving, aldus Haffner, is in de eerste plaats een kunst; als elke kunst bestaat zij hoofdzakelijk uit weglaten. Veel historici bedelven echter de lezer onder bergen materiaal, terwijl de historicus er nu juist is om de lezer de zware klus van de materiaalverwerking af te nemen en hem alleen het resultaat te leveren en wel in een puntige en heldere vorm. Dat is veel moeilijker dan simpelweg een cartotheek over de lezer uit te storten.
Han C.Vrielink