In de put
De arbeidersmarkt voor mijnwerkers in Belgisch-Limburg, 1900-1966
Bart Delbroek
246 pp, € 25,-
isbn/issn: 978-90-8704-550-0
geïllustreerd

In de put

(recensie: Drs. Marieke Bos)

 

Bart Delbroek, In de put. De arbeidersmarkt voor mijnwerkers in Belgisch-Limburg, 1900-1966, Hilversum, Verloren, 2016, 246 pp, geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-550-0, € 25,-
 
 In de put. De arbeidsmarkt voor mijnwerkers in Belgisch-Limburg,1900-1966 is onderdeel van een bredere studie naar de arbeidsmarkt in de Euregio Maas-Rijn. Eerder, in 2011, verscheen het werk van Serge Langeweg over de arbeidsmarkt in Nederlands-Limburg. In 2014 verscheen het boek van Leen Roels over de situatie in het Luikse steenkolenbekken. De proefschriften of bewerkingen daarvan zijn uitgegeven in de Maaslandse Monografieën. Bart Delbroek schreef het laatste boek, een bewerking van zijn proefschrift uit 2011.
De Belgisch-Limburgse mijnen werden pas in gebruik genomen vanaf het begin van de twintigste eeuw. Het was onbekend geologisch gebied en de Waalse technieken om kolen te winnen, bleken niet geschikt voor het nieuwe bekken. Dit leidde tot bijna vijf keer zoveel doden als in het Waalse bekken. Deze reputatie leidde ertoe dat men liever keuterboertje bleef of elders ging werken. De Limburgse mijnen moesten personeel van elders werven, ook in het buitenland. In de Tweede Wereldoorlog werden ook krijgsgevangenen ingezet. Het werd niet als aantrekkelijk gezien om te werken in de mijn maar toch groeide het aandeel van de beroepsbevolking. De mijnindustrie zorgde voor een transformatie van een grotendeels agrarische samenleving naar een geïndustrialiseerde maatschappij.
 Delbroek gaat in zijn studie uit van het idee van een arbeidsmarkt als arena. Binnen deze arena waren er allerlei machts- en afhankelijkheidsrelaties. Omdat het gebied pas laat werd ontgonnen, waren de mijndirecties ervarener en machtiger. Het waren doorgewinterde professionals. De mijndirecteuren werden aangestuurd vanuit Brussel of het buitenland en wisten door de onderlinge verwevenheid van de aandeelhouders zeer snel nationale en regionale overlegorganen op poten te zetten. Hun arbeidsmarktvisie werd gekenmerkt door een paternalistische en autoritaire houding ten opzichte van het personeel. In het bekken van Luik waren de relaties anders. Daar waren werkgevers en werknemers beiden onervaren en dit leidde af en toe tot heftige conflicten. Deze conflicten wilde men in het Limburgse bekken samen met de overheid voorkomen.
 De intentie van de directies was de mijnwerkers te binden aan de mijn. Dit deden ze door de bouw van tuinwijken en het aanleggen van een transportnetwerk van bussen, treinen en trams. Bijna alles werd verzorgd door de werkgever.. Aan de andere kant was de strategie van de directies erop gericht om de solidariteit tussen het personeel te ondermijnen. Het grootste gedeelte van het werk in de mijnen was ongeschoold en er werden veel buitenlanders geworven. Ook in Limburg werden net zoals in Luik sociale relaties uitgevochten. Dit betekende evenwel niet dat mijnwerkers een zwakke positie hadden op de arbeidsmarkt. Delbroek benadrukt dat de mijnarbeiders hun eigen strategieën ontwikkelden om hun positie onder controle te houden of te verbeteren. Ze hadden macht doordat er vaak toch een tekort was aan arbeidskrachten. Het was niet één actor die alles bepaalde maar een samenspel, een arena.
 In de jaren vijftig van de twintigste eeuw veranderde de arbeidsmarkt. Door de mechanisatie waren er meer geschoolde arbeiders nodig. Daarnaast gebruikte men steeds meer alternatieve energiebronnen en verloor de sector haar centrale positie in de Belgische economie. Rond 1958 sloten de eerste mijnen. De arbeiders vonden hierna hun werk in andere takken van industrie.
 De publicaties in de serie van de Maaslandse Monografieën passen binnen de huidige aandacht voor de mijnen. Recent las ik Het geluk van Limburg van Buitenhof presentatrice Marcia Luyten. Dat boek gaat over de Nederlands-Limburgse mijnstreek en verweeft de geschiedenis van de familie van Jack Vinders, een Limburgse beroemdheid, met de twintigste-eeuwse mijngeschiedenis. Delbroek voelt zich ook zeer verwant met het onderwerp, want zijn beide grootvaders waren kompels. Het boek is echter niet persoonlijk. Het is een heel degelijk onderbouwde studie, die doorspekt is met veel cijfermateriaal en grafieken. Voor zijn onderzoek heeft hij veelvuldig gebruik gemaakt van de bedrijfsarchieven van de mijnen in Belgisch-Limburg, die zich bevinden in het Rijksarchief te Hasselt en bij het Vlaams Mijnmuseum in Beringen. Het boek is mooi geïllustreerd met foto’s afkomstig uit de collectie van dat Mijnmuseum.
 
Drs. Marieke Bos
mhfbos@gmail.com
 
Trefwoorden: België, Limburg, 20e eeuw, Sociaal-economische Geschiedenis, Mijnbouw.