Netwerkende kunstenaars in de Gouden Eeuw
De succesvolle loopbanen van Govert Flinck en Ferdinand Bol
Erna E. Kok
108 pp, € 15,-
isbn/issn: 978-90-8704-542-5
geïllustreerd in kleur

Netwerkende kunstenaars in de Gouden Eeuw

(recensie: Drs. Marieke Bos)

 

Erna E. Kok, Netwerkende kunstenaars in de Gouden Eeuw. De succesvolle loopbanen van Govert Flinck en Ferdinand Bol. Hilversum. Verloren 2016, 108 pp, geïllustreerd in kleur, ISBN 978-90-8704-542-5, € 15,-
In de serie De Zeven Provinciën verschijnen korte monografieën over de geschiedenis van de vroegmoderne Nederlanden. Het laatste deel van de reeks is een bewerking van het proefschrift van Erna Kok over de carrière-strategieën van de zeventiende-eeuwse schilders Jacob Backer, Govert Flinck, Ferdinand Bol en Joachim von Sandrart. In deze verkorte versie wordt ingezoomd op twee van deze kunstenaars, Ferdinand Bol en Govert Flinck.
Ferdinand Bol kwam oorspronkelijk uit Dordrecht en was daar in de leer geweest bij de schilder Jacob Cuyp, de vader van Albert Cuyp. Govert Flinck groeide op in een vermogend doopsgezind handelsmilieu te Kleef. Hij kreeg van huis uit de mentaliteit, het gedrag en de vaardigheden mee die nodig waren om een goede koopman te worden. Deze vaardigheden gebruikte hij later om een succesvolle schilder-ondernemer te worden. Aangetrokken door de aantrekkelijke perspectieven van de bloeiende kunstmarkt in Amsterdam vestigden de jonge schilders zich rond 1630 in Amsterdam. In de periode tussen 1631 en 1635 waren ze leerling van Rembrandt, die op dat moment op de top van zijn roem was.  Govert Flinck en Ferdinand Bol hadden beiden de ambitie om te schilderen voor het hoogste marktsegment, de Amsterdamse regenten- en koopmanselite. Beiden slaagden in dit streven natuurlijk in de eerste plaats vanwege de kwaliteit van hun werk, maar verder ook doordat ze beiden in staat waren om effectief te netwerken.
Kunsthistorici gebruiken volgens Erna Kok vaak twintigste-eeuwse begrippen als ‘patronage’, ‘mecenaat’ of ‘de vrije markt’ om de relatie van de kunstenaar tot zijn opdrachtgevers en kopers te definiëren. Haar benadering is een sociaaleconomisch model, een economie van dienst en wederkerigheid. Netwerken waren in de kunstenaars-scene van de zeventiende eeuw net zo belangrijk als het netwerken in onze tijd. Zeventiende-eeuwse kunstenaars hadden betere carrièrekansen als zij erin slaagden zich als ‘vrient’ te nestelen in een familienetwerk. Zo’n familienetwerk werd in de zeventiende eeuw ‘maagschap’ genoemd en werkte als een economie waarin de verwanten en vrienden onderling de beschikbare ambten, diensten, gunsten en opdrachten verdeelden. In deze familiale structuur domineerden niet de krachten van vraag en aanbod, maar heersten de strikt na te leven conventies van wederkerigheid én onberispelijke eer en reputatie.
Rembrandts carrière stagneerde na het overlijden van Saskia van Uylenburgh in 1642. Zij was een nicht van Hendrick van Uylenburgh, die de kunstenaarswerkplaats van Rembrandt leidde. Volgens de normen van toen was het passend geweest als hij na haar overlijden zou hertrouwen met een goede partij uit zijn netwerk. Rembrandt ging echter een relatie aan met Geertje Dircx, zijn huishoudster, en hertrouwde niet. Hierdoor verloor hij niet alleen zijn rechten op het erfdeel van Saskia van Uylenburgh, maar vervreemdde hij ook van zijn netwerk. Hierdoor liep hij veel opdrachten mis. 
Ferdinand Bol trouwde met een goede partij, Elisabeth Dell, en slaagde hierdoor nog meer als kunstenaar. Hij kreeg veel opdrachten via de Admiraliteit.. In 1655 werd hij benoemd tot hoofdman van het schildersgilde. Nadat zijn vrouw in 1660 was overleden, hertrouwde hij een paar jaar later met Anna van Eckel. Ze woonden op stand aan de Keizersgracht, waar tegenwoordig Museum van Loon is gevestigd. Zijn tweede vrouw was zo vermogend, dat hij niet meer hoefde te schilderen. In het latere deel van zijn leven bekleedde hij bestuursfuncties.
Govert Flinck schilderde in de stijl van Rembrandt. Hij maakte net als Rembrandt portretten en historiestukken. Later schilderde hij meer als Bartholomeus van der Helst: in een classicistische stijl die toen zeer in de mode was. Zijn schilderijen vonden gretig aftrek bij de Amsterdamse notabelen en bij het hof. Amalia van Solms gaf opdracht voor een allegorie ter nagedachtenis van haar overleden echtgenoot Frederik Hendrik. Zijn goede connecties met de Amsterdamse notabelen bezorgden hem opdrachten van de Amsterdamse Kloveniers, zoals het schuttersstuk met kapitein Bas. En voor het Amsterdamse stadhuis begon hij aan een reeks over de opstand van de Batavieren tegen de Romeinen, maar nog voor het werk af was, overleed de schilder in 1660.
De publicatie van Erna Kok is mooi verzorgd en rijk geïllustreerd met prachtige afbeeldingen van schilderijen van Ferdinand Bol, Govert Flinck en Rembrandt en maakt benieuwd naar de dissertatie. Interessant is om te zien dat kunstenaar vooral ook ondernemers waren.
Drs. Marieke Bos
mhfbos@gmail.com
Trefwoorden: Nederland, Amsterdam, 17e eeuw, Cultuurgeschiedenis, Kunstgeschiedenis,