Nieuwe Maren
(recensie: Susan Derksen)
J.W.J. Burgers en P. Knevel, Nieuwe Maren. Een ooggetuigenverslag van de opkomst en ondergang van de wederdopers te Amsterdam 1534-1535. Reeks: Manuscripta Mennonitica, deel VII. Hilversum, Verloren 2016,168 pp, illustraties in kleur en zwart-wit, ISBN 978-90-8704-576-0, € 19,-
Op een ijskoude februariochtend in 1535 schrikt een vrouw wakker van een vieze geur. Boven in haar huis treft zij haar elf logees geheel ontkleed aan – ze zijn juist bezig hun kleren te verbranden. Op hun aandringen doet zij hetzelfde en na enig beraad loopt het twaalftal naar buiten om daar een lawaai te maken ‘dat gans Amsterdamme noijt vreselijcker geluijt ghehoert en hebben’ (p.99). Uiteindelijk worden ze gevangen genomen, maar weigeren zich te bedekken, roepend dat zij immers de naakte waarheid zijn. Ook gedurende het jaar daarvoor is Amsterdam regelmatig toneel geweest van het optreden van de wederdopers, radicale geloofshervormers, die in mei 1535 zelfs met enkele honderden zullen proberen de macht in de stad over te nemen door onder andere het stadhuis aan te vallen. Na deze aanslag wordt de beweging in Amsterdam de kop ingedrukt en worden de daders en hun sympathisanten geëxecuteerd.
Een Amsterdammer die lid was van de magistraat – dus goed geïnformeerd – schreef een ooggetuigenverslag over deze roerige tijd en gaf het de titel Nieuwe Maren. Volgens Burgers en Knevel is deze auteur te identificeren als de schepen Joost Sybrantsz Buyck. Ongeveer vast staat dat hij de tekst in het boek opschreef, maar zijn werkelijke auteurschap wordt verder onder andere gesuggereerd door vijftien schriftbreuken – plaatsen in de tekst waar bijvoorbeeld aan inktkleur of lijndikte te zien is dat de schrijver was gestopt met schrijven en een onbekende tijd later de pen weer had opgepakt – terwijl de rest van het handschrift in één keer was gekopieerd. Ook zette hij zijn eigen rol in het verhaal nogal groot neer; in latere versies werd dit door andere schrijvers weer afgezwakt.
In dit boek worden de Nieuwe Maren voor het eerst in een kritische editie uitgegeven, of, zoals de auteurs het stellen, er ‘wordt gepoogd de onbevredigende situatie wat betreft de bronteksten van het Amsterdamse wederdopersoproer te verbeteren’ (p.7). Deze editie is tot stand gekomen als uitvloeisel van een werkcollege voor masterstudenten Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zij hebben meegewerkt aan de weergave van de tekst, de studie naar handschriften en tekstoverlevering en de historische achtergronden.
Een mooi kenmerk van deze editie is de facsimile van het handschrift uit het magistraatsboek van Joost Buyck. Dit handschrift wordt de vertegenwoordiger van de eerste nette versie van deze tekst genoemd, maar ‘wegens de slechte leesbaarheid van Buycks handschrift’ (p.63) loopt op de rechterpagina steeds een transcriptie mee. Wellicht had deze zin iets anders geformuleerd kunnen worden met iets meer duidelijkheid over wat met ‘nette versie’ en ‘slecht leesbaar’ wordt bedoeld, maar het is een prachtig gezicht hoe de tekst op deze manier wordt vastgelegd voor de hedendaagse lezer – hoewel zij die niet aan zestiende-eeuws Nederlands gewend zijn, natuurlijk nog genoeg moeite zullen hebben met het lezen ervan. De dagboekachtige schrijfstijl heeft in ieder geval als voordeel dat één en ander leest als een spannende documentaire waarvan je graag wil weten hoe het afloopt.
Voorafgaand aan defacsimileworden in kort maar duidelijk bestek achtereenvolgens de historische achtergrond en de verschillende handschriften en versies belicht. Een volgend hoofdstuk geeft een uitgebreide levensschets van de hoogstwaarschijnlijke auteur van het handschrift. Daarnaast komt de receptie van de Nieuwe Maren aan de orde, alsmede de totstandkoming van deze editie. Na de facsimile-met-transcriptie volgt een reconstructie van de tekst van versie α, een verloren gegane, door iemand anders herziene redactie van later datum die aan de basis heeft gestaan van de verdere verspreiding. Reconstructie geschiedde verder op basis van manuscript B, dat hieraan het meest verwant is, en van de groep handschriften die hiervan weer is afgeleid. Waar nodig worden varianten weergegeven, maar vanwege het grote aantal overgeleverde handschriften is het begrijpelijkerwijs niet mogelijk geweest om alle afwijkende zaken te noteren.
Voor degenen die bekend zijn met het lopend onderzoek naar de wederdopers in Amsterdam, wordt in deze uitgave regelmatig verwezen naar eerder onderzoek en wordt hierop voortgeborduurd. Door de historische achtergronden en verdere informatie is het boek bovendien prima te volgen door wie zich nog niet bijzonder verdiept heeft in deze bijzondere episode uit de geschiedenis van Amsterdam. In ieder geval krijgt het manuscript van de Nieuwe Maren de aandacht die het verdient en is de tekst nu zichtbaar, nader toegelicht en in sterkere context geplaatst voor wie hem maar wil lezen.
Susan Derksen MA
Trefwoorden: Nederland, Amsterdam,16e eeuw, Wederdopers, Religiegeschiedenis, Teksteditie