Brouwen aan de Een
Amersfoort, een stichtse bierstad in deMiddeleeuwen
Leen Alberts (handelseditie van proefschrift)
583 pp, € 42,-
isbn/issn: 978-90-8704-540-1
geïllustreerd in zwart-wit

Brouwen aan de Een

(recensie: Saskia Wubbolts-de Boer)

 

Leen Alberts., Brouwen aan de Eem – Amersfoort, een Stichtse bierstad in de late middeleeuwen, (Hilversum: Verloren, 2017, 583 blz., zwart-wit geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-540-1, €42,-
 
Bierbrouwen is tegenwoordig hip. Overal verschijnen speciale bierwinkels waar een thuisstoker hop, mout of een hele stellage kan aanschaffen voor het brouwen van eigen huisbier. Leen Alberts beschrijft in zijn boek dus een populair onderwerp. Het boek Brouwen aan de Eem is een verbeterde en geïllustreerde versie van het proefschrift waarmee Leen Alberts in 2015 promoveerde aan de universiteit Leiden. Twintig jaar deed hij onderzoek naar de brouwnijverheid in Amersfoort, wat een vuistdik boek opleverde. Albert waarschuwt de lezer in het voorwoord van het boek “te nippen als van zwaar bier” (p.6), een advies dat geen recht doet aan het gemak waarmee je het geschrevene tot je kunt nemen. Brouwen aan de Eem leest goed en via het bierbrouwen vindt een onderdompeling plaats in het bedrijvige Amersfoortse leven in de late middeleeuwen. Het boek draait om de vraag in hoeverre het terecht is dat Amersfoort door historici tot de grootste bierstad van de Noordelijke Nederlanden wordt gerekend en welke factoren dan hebben geleid tot de opkomst, bloei en terugval van de bierproductie in de Eemstad. Het boek beschrijft de brouwerij door drie eeuwen heen, te beginnen in de veertiende eeuw. Het oudste document is een tolprivilege uit 1326 en het jongste een eedafleging in de raadsnotulen uit 1603. Er waren geen directe bronnen beschikbaar over het brouwen in Amersfoort, geen lijsten met brouwers of inkomsten van de bieraccijns. maar wel stadsrekeningen, stadsresoluties, de rekeningen van de bisschop van Utrecht en gerechtsprotocollen. Als een ware detective heeft Alberts de geschiedenis van het bierbrouwen gedestilleerd (sic) uit al deze gegevens.
Er zijn tien hoofdstukken. die samen het verhaal vertellen van de bierconsumptie in de middeleeuwen, van het proces van het brouwen en een inzicht geven in de Amersfoortse brouwerijen. Het eerste hoofdstuk is een aanrader voor iedereen die zich wel eens afvraagt hoe het nu zit met de bierconsumptie in de middeleeuwen – dronk iedereen veel? Het antwoord is ja, middeleeuwers dronken veel bier, wat niet alleen bijdroeg aan hun vochtbalans maar ook de broodnodige calorieën leverde voor het inspannende werk dat werd geleverd. Er waren verschillende soorten bieren, waarbij Nederlands bier vooral haverbier was. Middeleeuwers werden wel degelijk regelmatig dronken van al dat bierdrinken, dat blijkt wel uit de verschillende wetten en straffen die te maken hadden met dronkenschap. In Delft was de straf voor wapendrenken (iemand begieten met bier) even hoog als voor het slaan van iemand met stoel of voorwerp (p 73). Vooral liefhebbers die zelf thuis brouwen of graag bier drinken. zullen de vele details van dit hoofdstuk waarderen. Mouten, schrotten, scherbier en “in kannen en kruiken” (p.62) zijn termen die langskomen. Toch krijg je als lezer ook de indruk dat er eigenlijk helemaal niet zoveel verschil is tussen nu en de middeleeuwen: mensen genoten ook toen van speciale buitenlandse bieren en “er werd in de middeleeuwen veel betekenis gehecht aan het gezamenlijk drinken om de gezamenlijke band te vieren” (p.66)– iets wat toch ook voor de hedendaagse samenleving kan worden beweerd.
De populariteit van Amersfoorts bier was groot in de 14 eeuw – het behoorde tot de grote merken en genoot faam en was van hoge kwaliteit. Door tolvrijheid voor handel naar Holland en de Veluwe kon export onbelemmerd plaatsvinden. Alberts gebruikt in zijn onderzoek naar de populariteit van het bier instrumenten van marketingonderzoek: de lezer krijgt een inzicht in de vier p’s: product, prijs, plaats en promotie. De cross-over met andere onderzoeksgebieden is een sterk punt van dit boek en biedt de auteur ook de mogelijkheid naar andere bronnen te grijpen dan alleen die uit Amersfoort. Uitkomst van het onderzoek naar de vier p’s is dat Amersfoort op een achterstand stond in plaats: het vervoer van het bier was relatief duur omdat Amersfoort niet aan de doorgaande vaarroutes lag.  Ook bedrijfseconomische termen komen langs in dit werk: zo onderzoekt Alberts de “parallellisatie” van Amersfoortse bierbrouwers (p.180). Brouwers blijken beroepsactiviteiten te ontplooien die los staan van de bierproductie. zoals het verkopen van azijn, spek of kaarsen. De brouwerijen waren kleine kapitaalintensieve ondernemingen met hooguit een handvol werknemers.
In het middenstuk van het boek zoomt Alberts uit en bekijkt allerlei aspecten rondom het bierbrouwen in zijn geheel. Er is een hoofdstuk over bierbrouwen als bedrijfstak, over brouwen op zandgrond en over het brouwen van grachtwater. Het hoofdstuk over bierbrouwen als bedrijfstak is voor een deel gebaseerd op hypothetische cijfers en bevat erg veel verschillende informatie. Voor de feitelijke informatie die dit hoofdstuk oplevert ( de productie van Amersfoort was lager dan die van Hollandse steden en lijkt qua ontwikkeling op die van Haarlem maar dan een slag kleiner) is dit wel een behoorlijke kluif voor de lezer. Juist het gebrek aan directe bronnen lijkt zich hier te wreken: de auteur haalt overal informatie en hypotheses vandaan om het gebrek aan echt cijfermateriaal op te vangen. Ook de hoofdstukken over brouwen op zandgrond en het brouwen met turfgestookt grachtwater dalen als een enorme feitenregen neer op de lezer. Interessant is het wel maar ook heel veel, hier had het verhaal wel wat korter en krachtiger verteld mogen worden (zeker in een herschreven editie voor het publiek).
De laatste hoofdstukken brengen de lezer terug in Amersfoort. Er wordt bekeken welk voordeel de brouwerijen de stad brachten (“bier als melkkoe” p. 356-378), het brouwersgilde wordt tegen het licht gehouden en er is te lezen wie de brouwers eigenlijk waren. Ook hier veel details maar omdat het wat kleiner blijft, schetsen ze een helder beeld en geven kleur aan het verhaal. Alberts toont aan met enkele andotes dat het brouwersgilde van Sint-Joris een belangrijke plek innam in de sociale hiërarchie van de stad. Hij beschrijft hoe het gilde tijdens de grote ommegangen mocht meelopen in het hart van de stoet, wat laat zien dat het gilde een speciale plaats innam. Zij vormden samen met de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap (die de baar droeg met het Mariabeeld) en het stadsbestuur het zwaartepunt van het seculiere deel van de optocht.
In het laatste hoofdstuk schetst Brouwen aan de Eem de contouren van de brouwers in Amersfoort. Helaas, schrijft Alberts, was het niet haalbaar een echt prosopografisch onderzoek te doen (p. 479). Dit is een deelstudie binnen het vakgebied van de geschiedschrijving, waarbij individuele kenmerken van mensen van een bepaalde maatschappelijke groep worden beschreven, zoals beroep, inkomen, sociale afkomst, stand en woonplaats Vervolgens geeft hij alsnog een redelijk uitgebreide beschrijving van de brouwers in Amersfoort, inclusief een overzicht van woon- en werkplaats, welstand en de vertegenwoordiging in het stadsbestuur. De brouwers behoorden tot het gegoede deel van de bevolking schrijft Alberts. De meesten hadden naast de brouwerij nog andere erven in de bezit en soms nog een hoptuin buiten de stad. Bijzonder en interessant is het fenomeen vrouwelijke brouwers, waar Brouwen aan de Eem aandacht aan besteedt. Weduwen zetten het bedrijf van hun echtgenoot voort, maar er waren ook vrouwen die een brouwerij erfden of wel gehuwd waren maar met een man die zich niet mengde in het brouwbedrijf. Glorie bijvoorbeeld was een vrouwelijke brouwer die rond 1380 bier leverde aan de Utrechtse bisschop. Daarnaast leverde zij ook spek, rundvlees, schapen en zout en verzorgde overnachtingsplekken en een warme maaltijd voor reizigers. Haar man Mijs van Havik bemoeide zich niet met de activiteiten van zijn vrouw.
De conclusie van dit lijvige werk is: ja, Amersfoort was een echte bierstad. Het Amersfoorts Hoppen was een succesformule. De ligging van stad waarbij water, turf en in zekere mate ook haver en hop voor handen waren, droeg bij aan het succes. De geografische ligging was echter een beperking voor de reikwijdte van de export. De Amersfoortse brouwers leefden er goed van, ze genoten aanzien en waren tamelijk welvarend. Een mooie conclusie van een mooi breed onderzoek.
Naast een Engelse samenvatting en een zeer uitgebreid overzicht van literatuur en bronnen bevat Brouwen aan de Eem een flink aantal zwart-wit afbeeldingen waarmee de tekst wordt verluchtigd. Het proefschrift biedt een heel uitgebreid overzicht van allerlei invalshoeken rondom brouwen. Enige voorliefde voor details is wel een vereiste. Dat gezegd zijnde is Brouwen aan de Eem een aanrader voor zowel liefhebbers van het brouwen als van middeleeuws Nederland. Het “nipt” lekker en is onderhoudend.
 
Drs. S.E.  Wubbolts- de Boer
Prof. H. de Vrieslaan 23
3571 GE Utrecht
 
Trefwoorden: Nederland, Middeleeuwen, Amersfoort, Economisch-sociale geschiedenis, Bierbrouwen