Reislustige Zeeuwse Regenten
De reis van Isaac en Paul Hurgronje, Paulus Ribaut en Johan Steengracht naar Londen in 1769. Met een transcriptie van het journaal van Johan Steengracht
Irene Storm van Leeuwen-van der Horst (in opdracht van Familiefonds Hurgronje)
240 pp, € 29,-
isbn/issn: 978-90-8704-610-0
rijk geïllustreerd

Reislustige Zeeuwse Regenten

(recensie: Drs. Martha Catania-Peters)

 

Irene Storm van Leeuwen-van der Horst, Reislustige Zeeuwse Regenten. De reis van Isaac en Paul Hurgronje, Paulus Ribaut en Johan Steengracht naar Londen in 1769. Met een transcriptie van het journaal van Johan Steengracht (Hilversum: Verloren, 2017), 240 blz., rijk geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-610-0, € 29, -
 
Als we tegenwoordig een tripje naar Londen willen maken, gaan we met de auto door de tunnel bij Calais, of met het vliegtuig, of voor de liefhebbers: met de boot. We kopen er ansichtkaarten, maar nog vaker maken we foto’s en filmpjes van de bezienswaardigheden, die we dan meteen met vrienden en familie ‘delen’. We noteren een enkele keer de reis nog in een dagboek, maar vaker houden we er een blog op na op het web, of vermelden onze avonturen met foto’s erbij op sociale media.
In het jaar 1769, ongeveer 250 jaar geleden, was zo’n reisje net even iets anders. De niet onbemiddelde Johan Steengracht en zijn reisgenoten, de broers Isaac en Paul Hurgronje, en Paulus Ribaut, allen behorende tot de Zeeuwse regentenklasse en lid van de Admiraliteit, “resolveerden” in dat jaar een “reisje te doen naar Engeland, ten einde alleen het remarkabele te zien in den Hoofdstad & een gedeelte van het koninkrijk” (p. 81). Steengracht beschreef dagelijks de gebeurtenissen van de reis, die meer dan een maand duurde, van 6 augustus t/m 8 september, en deze reis ging per boot en vooral met de huurkoets getrokken door vier paarden. Steengracht kocht ook zo’n honderd gravures van de bezienswaardigheden in en buiten Londen. Deze platen van toenmalige bekende trekpleisters, ook nu nog vaak toplocaties, zoals monumentale gebouwen van Londen, landhuizen, paleizen, parken, bruggen, stadsgezichten en kerkinterieurs, voegde hij thuis bij zijn uitgewerkte reisverslag.
Dit fraaie document wordt bewaard op kasteel Duivenvoorde, en het Familiefonds Hurgronje heeft ‘geresolveerd’ het nu uit te geven ter ere van zijn 250-jarig bestaan. De broers Isaac en Paul Hurgronje waren medeoprichters en administrateurs van het fonds, dat in 1767 werd opgericht “tot Substentie van noodlijdenden onder de Descendenten” (p. 7), een soort sociale verzekering avant la lettre voor de diverse ‘staken’ van de familie. Het richt zich tegenwoordig meer op goede doelen, maar bestaat dus nog altijd. Irene Storm van Leeuwen-van der Horst, bibliothecaris van Kasteel Duivenvoorde, heeft in samenwerking met Matthijs Snouck Hurgronje, oud administrateur van het fonds, het boek geschreven.
Na inleiding en voorwoord, beginnen we met een verhandeling over het reisjournaal, en de familiegeschiedenis en levenswandel van de vier reisgenoten, die ook zakelijke belangen en professionele interesses tijdens de reis hoopten te behartigen. Steengracht heeft trouwens vaker reisverslagen geschreven. Van zes teruggevonden cahiers is een foto bijgevoegd, niet de enige fraaie illustratie van dit hoofdstuk overigens. In een volgend hoofdstuk ‘In de voetsporen van de reizigers’ (p.43-78) heeft men in alle vrijheid het reisjournaal in hedendaags Nederlands naverteld, met allerlei interessante achtergronden en bijzonderheden. En dan last but not least is er de transcriptie van het reisjournaal zelf, met zoveel mogelijk bij de juiste episoden, de bijpassende gravures.
Schrijfster Van Leeuwen-van der Horst vindt het reisverslag wegens de vele opsommingen van bezienswaardigheden soms wat saai en heeft daarom met achtergrondinformatie in eerdere hoofdstukken het reisverslag tot leven willen brengen. Je kunt je afvragen of die saaiheid niet ook wordt veroorzaakt door de eindeloze tevredenheid van Steengracht. Af en toe klinkt wel enige ergernis door, bijvoorbeeld over het niet mogen visiteren van scheepswerven van de Engelse oorlogsvloot (vrees voor spionage), of over de beboeting van het dragen van sporen, of bij het fatale slechte weer tijdens de thuisreis. Maar over het algemeen is alles “zeer fraai” en is men “zeer voldaan”(p 78). Nu reizen de heren ook tamelijk luxueus met vier domestieken, en in een Londens hotel bezetten zij maar liefst zes kamers, nog afgezien van logies voor het personeel. Ze mogen de laatste dag ook nog op audiëntie bij Koning en Koningin! Toch had een beetje recalcitrantie hier of daar, het verslag van Steengracht kunnen verlevendigen. De gravures vullen de teksten dan wel weer goed aan en bevorderen een zekere ‘historische sensatie’. Al met al geen onprettige leeservaring.
Dit boek met zijn mooie lay-out en prachtige platen is daarom voor liefhebbers van Londen en omgeving beslist een aanrader, ook om bijvoorbeeld de route na te reizen. De schrijfster wijst erop dat je zelfs af en toe nog in dezelfde logementen kunt overnachten. Steden en plaatsen die werden aangedaan, zijn behalve Londen, ook Portsmouth, Salisbury en Bath, waar men zich vanwege het dure plaveisel slechts per draagstoel mocht verplaatsten, Bristol en Oxford met zijn oude universiteit en bibliotheken.
Over twee aspecten in het boek had de lezer wellicht wat uitgebreider geïnformeerd kunnen worden. Het betreft de oorsprong van het vermogen van de broers Hurgronje en Paulus Ribaut. Bij de broers komt het familievermogen deels voort uit het bezit van plantages in Suriname. Dat betekent dus slavenarbeid, en dit zou, vooral nu de geschiedschrijving een inhaalslag maakt wat betreft het Nederlandse slavernijverleden, wat duidelijker gesteld mogen worden. De oorsprong van Ribauts rijkdommen liggen voor een deel zelfs bij de trans-Atlantische slavenhandel, wat overigens kort, maar wel duidelijk wordt vermeld. Hij en zijn vader hadden belangrijke posities bij de MCC (Middelburgse Commercie Compagnie).
Ook over de gravures was iets meer informatie welkom. Dat ze tijdens de reis werden ingekocht, lijkt niet helemaal zeker. Men spreekt over “waarschijnlijk” (p. 7) en ze zouden dan meestal gekocht zijn van uitgever Robert Sayer, die een winkel in Londen had met kaarten en gravures, genaamd The Golden Buck (p. 13, p.113, plaat 23). Maar kocht Steengracht ze in die winkel, of ook op andere plaatsen? Kan er sprake zijn geweest van een soort souvenirwinkels avant la lettre? Of waren de platen daarvoor te prijzig? Op de achterkaft gaat het om 100 ‘zeldzame’ gravures, dus die zullen niet overal te koop zijn aangeboden. De onderwerpen doen echter vermoeden dat ze voor een zekere markt werden afgedrukt, misschien toch in aanzienlijke oplages.
Het boek eindigt met een summary, een literatuurlijst en een register. De twee informatieve hoofdstukken zijn geannoteerd. De gravures worden beschreven aan de kantlijn van de transcriptie.
 
Drs. Martha Catania-Peters
Czaar Peterstraat 7a
1018 NW Amsterdam
 
Trefwoorden: Engeland, Londen, 18e eeuw, Zeeuwen, reisverslag, cultuurgeschiedenis, gravures.