Journalistiek in crisistijd
(recensie: Tessa Nagel M.A.)
Donald Haks, Journalistiek in crisistijd. De (Nieuwe) Nederlandsche Jaarboeken 1747-1822, Hilversum, Verloren, 2017, Zeven Provinciën-reeks nr. 37, 128 pp, illustraties in kleur, ISBN 978-90-8704-646-0, € 15,-.
Tot ongeveer 1750 werd alle politiek bedreven door de regenten. De rijkere burgers vonden dat prima, mits zij in de besluitvorming werden betrokken. Dit gebeurde echter niet altijd en dat zorgde dan wel eens voor conflicten. Tussen 1750 en 1850 veranderde dat. Er waren veel revolutionaire vernieuwingen en er ontstond een ‘communicatiegemeenschap’. Genootschappen en tijdschriften werden daarmee een spreekbuis voor de nieuwe verlichte ideeën. Dit boek heeft het doel om de verhouding tussen pers en politiek op de lange termijn te onderzoeken.
De (Nieuwe) Nederlandsche Jaarboeken (de titel verandert in de tussentijd) worden als uitgangspunt genomen. De uitgevers hiervan sprongen in een journalistiek gat in de markt, omdat deze boeken vooral binnenlands nieuws brachten, omdat zij frequent verschenen, omdat ze nieuws brachten over de Republiek als geheel en omdat ze streefden naar het objectief brengen van nieuws, maar met kritische noten. Overige media brachten vooral buitenlands nieuws of waren incidenteel en opiniërend zoals bijvoorbeeld pamfletten. In de Jaarboeken werden officiële documenten integraal afgedrukt en er werden aanvullingen van oog- en oorgetuigen aan toegevoegd, allemaal bedoeld om te motiveren; er is behoefte aan kennis ‘waarop de historie haere zekerste waerheden bouwt” (p.18). Hierdoor richtten de Jaarboeken zich tevens op een brede doelgroep: burgers van zowel het platteland als de steden met brede interesses.
In de Jaarboeken verschenen naast de teksten ook afbeeldingen. Deze illustraties werden gemaakt door bekende illustratoren en verwezen vaak naar recht en orde, maar gingen ook vaak over wetenschap en ongelukken. De illustraties hadden tot doel om de burgers moraal bij te brengen. In het boek zelf zijn een heleboel van deze illustraties opgenomen. Ze worden niet allemaal geïntegreerd in het verhaal, maar dat is ook niet altijd nodig. Veel van de prenten zijn zo mooi dat ze voor zichzelf spreken. Soms was echter wat context wel prettig geweest.
Na 1790 loopt de vraag naar de Jaarboeken terug. Dit heeft te maken met een grote vertraging in het uitgeven (door allerlei politieke omstandigheden), waardoor hun actualiteit afneemt, en door een hogere prijs per nummer. De uitgever besluit de handdoek in de ring te gooien. Na het ontstaan van het koninkrijk wordt er een nieuwe poging gedaan. De reacties op de nieuwe Jaarboeken (nu Jaarboeken van het Koningrijk der Nederlanden genoemd) zijn dan ook lauw: het doel lijkt, zeker als de uitgever benoemd wordt tot Rijksgeschiedschrijver, vooral het zichtbaar maken van koning Willem I te zijn. Redenen voor de dalende interesse in de Jaarboeken zijn vooral de nieuwe persvrijheid, die maakt dat kranten populairder worden door de snelheid waarmee zij verschijnen, en de nieuwe opvattingen over geschiedschrijving, waarin de Jaarboeken niet meer passen.
Concluderend hebben de Jaarboeken bijgedragen aan de ideeën van eenheid en van de natiestaat, omdat zij al vanaf de eerste uitgave de focus richtten op nieuws uit alle gewesten. Verder kan gesteld worden dat zij een belangrijke rol hebben gespeeld bij de omslag naar verlicht en kritisch denken en bij de nieuwe rol die de pers moest spelen in de politiek. Dit boek geeft op een prettig leesbare wijze een mooi beeld van de verhouding tussen de pers en de politiek van 1747 tot1822. De Jaarboeken als uitgangspunt te nemen voor deze verhoudingen bleek een interessant idee, dat in dit boek heel goed is uitgewerkt.
Tessa Nagel M.A.