Koorbanken in Brabant 1425 - 1555: `Van goeden houte gemaekt'.
(recensie: Aron de Vries)
Christel Theunissen, Koorbanken in Brabant 1425-1550: ‘Van goeden houte gemaekt’. Het werk van laatmiddeleeuwse schrijnwerkers en beeldsnijders (Nijmegen, 2017, Vantilt), 371 pp., geïllustreerd, ISBN 978-94-6004-333-8, € 29,50
Het stadsbestuur van Dordrecht vaardigde in 1449 een keur uit tegen vandalisme. Men had geconstateerd dat ‘den beelden vanden stoelen in onsere Vrouwen choer die noosen affgesneden sijn, dair die stoelen mede gestoffeert sijn’. Jonge boefjes werden verantwoordelijk gehouden voor het afsnijden van houtsnijwerk. Aan deze keur moest ik denken toen ik het boek las van Christel Theunissen over koorbanken in het voormalige hertogdom Brabant. Anders dan die baldadige jeugd heeft zij veel respect voor de schrijnwerkers en beeldsnijders die het koorgestoelte – zitplaatsen bestemd voor koormonniken of kanunniken, die stonden opgesteld in het koor van de kerk – maakten. Het gaat om snijwerk van zeer hoge kwaliteit met zowel religieuze als profane voorstellingen.
Het boek kent vijf hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt stilgestaan bij het ontstaan en de ontwikkeling van het koorgestoelte. De lezer moet hierbij wennen aan de terminologie als misericorde, dorsaal en hoge wang. Op pag. 228 staat een afbeelding van het koorgestoelte in de Sint-Katharinakerk te Hoogstraten met daarop aangegeven alle verschillende koorbankonderdelen. Deze afbeelding had ook in het eerste hoofdstuk geplaatst kunnen worden of er had naar verwezen moeten worden. In het tweede hoofdstuk staat het ambacht van de schrijnwerkers en beeldsnijders centraal. Hiertoe analyseert de auteur een negental contracten, vijf uit Brabant en vier uit Vlaanderen, dat natuurlijk ook informatie biedt over de opdrachtgever. Bijzonder aardig is ook de bespreking van voorstellingen van deze ambachtslieden op de koorbanken, te beschouwen als zelfportretten. De schrijnwerker was verantwoordelijk voor de constructie van het koorgestoelte en was vaak aannemer van de opdracht. De beeldsnijder verzorgde het decoratieve snijwerk.
Schrijnwerker Jan Borchman, een keer zelfs aangeduid als ‘ghestoeltmeker’, maakte het koorgestoelte van de Sint-Petruskerk te Oirschot, de abdijkerk te Averbode en van de Onze-Lieve- Vrouwekerk te Aarschot. De auteur weet in het derde hoofdstuk veel te vertellen over diens oeuvre, maar over zijn leven is veel minder bekend. Naar voren komt dat hij poorter was van Eindhoven en dat zijn vader, eveneens Jan Borchman geheten, priester was. Deze meesterschrijnwerker zou volgens de auteur geleefd hebben tussen 1485 en 1540 (pag. 96) maar we weten slechts dat hij tussen 1508 en 1511 werkte in Oirschot en in 1529 adviseerde over een betaling die moest plaatsvinden voor het koorgestoelte van de abdijkerk te Tongerlo. In Oirschot werkte hij samen met meesterbeeldsnijder Cornelis die Neve, die mogelijk afkomstig was uit Antwerpen. In het korte vierde hoofdstuk wordt vooral gekeken naar de stilistische verwantschap tussen de Oirschotse en de Aarschotse koorbanken. Daarnaast kijkt de auteur naar verwantschap met Brabantse beeldsnijcentra, met name Brussel en Antwerpen.
Besloten wordt met een boeiende beschrijving van de religieuze en profane voorstellingen die op het koorgestoelte voorkomen. De verzoeking van Christus in de woestijn is een goede les voor elk mens – dus ook koorgeestelijken – maar wat te denken van een man die zijn broek laat zakken, die voorkomt op verschillende koorbankonderdelen? Vaak worden er ook spreekwoorden uitgebeeld. Sommige van die spreekwoorden komen ons nog wel vertrouwd voor, neem bijvoorbeeld ‘rozen voor de varkens strooien’ dat wij natuurlijk kennen als ‘paarlen voor de zwijnen werpen’. Anderen kennen wij niet langer, bijvoorbeeld ‘iemand de blauwe huik omhangen’, wat wil zeggen dat deze persoon wordt bedrogen. De auteur verwijst hierbij naar het schilderij van Pieter Bruegel uit 1559 waar tal van spreekwoorden op staan afgebeeld. In dit slothoofdstuk over iconografie worden ook tal van prenten getoond die mogelijk tot inspiratie dienden voor de getalenteerde beeldsnijders.
Het boek is rijk geïllustreerd, logisch met zo’n onderwerp. Maar veel van die illustraties zijn in zwart-wit en bevatten onvoldoende contrast. Daarom zijn, zeker als het om kleine afbeeldingen gaat, niet altijd goed te zien wat staat afgebeeld. De studie zelf is echter prettig geschreven en zeer boeiend. Het opent een wereld die bedreigd wordt door de ontkerkelijking, waardoor veel kerken hun deuren hebben moeten sluiten en kerkmeubilair zijn weg vond naar de antiekmarkt.
Drs. Aron de Vries
Burg. Gaarlandtstraat 10
4205 CC Gorinchem
Trefwoorden: Nederlanden, Hertogdom Brabant, Late Middeleeuwen, Renaissance, Kunstgeschiedenis, Kerkmeubilair, Beeldsnijkunst