De mug en de kaars
Vriendenboekjes van adellijke vrouwen 1575- 1640
Sophie Reinders
527 pp, € 29,95
isbn/issn: 978-94-6004-326-0
geïllustreerd

De mug en de kaars

(recensie: Tom Duurland M,A,)

Sophie Reinders, De mug en de kaars. Vriendenboekjes van adellijke vrouwen 1575-1640 (Uitgeverij Vantilt: Nijmegen 2017), 527 pp. geïllustreerd. ISBN 978-94-6004-326-0, € 29,95

De publicatie van De mug en de kaars is in de media niet onopgemerkt gebleven. Dit proefschrift over de vriendenboekjes van adellijke vrouwen in de Gouden Eeuw kreeg lovende recensies in onder meer de Volkskrant. Op NPO Radio 1 kreeg de auteur de gelegenheid haar voltooide onderzoek verder toe te lichten (de uitzending is online terug te luisteren).
 

De aandacht voor historisch-letterkundige Sophie Reinders en haar boek is terecht. Niet alleen was haar onderzoek naar de vriendenboekjes volgens de promotiecommissie het predicaat cum laude waard - iets wat natuurlijk vooral academici nieuwsgierig maakt - ook weet zij haar onderzoek maatschappelijk relevant te maken door vroegmoderne vriendenboekjes, of alba amicorum, te vergelijken met hedendaagse media.
 

Om kort door de bocht te gaan: de adellijke alba zijn in feite poëziealbums waarin ontmoetingen tussen de albumbezitster en inscribenten zijn vastgelegd. De alba bevatten gedichten, liederen, tekeningen en spreuken van vrienden, kennissen en passanten. Op deze wijze is een verzameling van inscripties ontstaan die soms is voorzien van commentaar van de albumbezitster. Bijzonder is dat er dikwijls meerdere berichten op een pagina staan. De vergelijking met Facebook is dan ook niet zo heel ver gezocht, want bij dit hedendaagse medium gaat het eveneens om een persoonlijke pagina op internet waarop bekenden en onbekenden iets kunnen achterlaten, bijvoorbeeld een bericht, foto of filmpje.
 

Interessanter is dat een Facebookpagina een beeld geeft van de (al dan niet verzonnen) identiteit en het sociale netwerk van de persoon in kwestie. Ook hier gaat de vergelijking met het album amicorum op. Niet zozeer de originaliteit en de kwaliteit van de handgeschreven bijdragen doen ertoe, als wel de vensters die ze bieden op leefwerelden. De vriendenboekjes documenteren het sociale netwerk van de bezitter ervan. Zowel de privésfeer als de openbaarheid zijn erin vertegenwoordigd. Volgens Reinders is dit bij vrouwenalba waarschijnlijk nog meer het geval dan bij mannenboekjes (p.9), wat de eerstgenoemde een buitengewoon interessant studieobject maakt. Een ander belangrijk argument voor het onderzoek naar specifiek vrouwenalba is dat deze bronnen nog onderbelicht zijn.
 

Voor haar onderzoek selecteerde Reinders 22 boekjes van diverse adellijke vrouwen uit de provincies Holland, Utrecht, Gelderland en Overijssel, die dateren uit de periode 1575 tot 1640. Dit tijdvak kenmerkt zich door de eerste hausse van het albumfenomeen. Na een verantwoording van de gebruikte bronnen en toegepaste onderzoeksmethoden, worden de alba amicorum eerst in een breder historisch kader geplaatst, namelijk het milieu van de Noord-Nederlandse adel tijdens de Gouden Eeuw. We lezen over de omgangsvormen, deugden en ondeugden, talenkennis, religie en vriendenkringen van de adellijke stand. In het tweede deel van het boek ligt de loep op de vriendenboekjes van Rutgera van Eck en Catherina van Eck. De auteur motiveert haar keuze door de beschikbaarheid van relatief veel bronnenmateriaal over het leven van deze dames. Hierdoor kunnen zowel de context als de inhoud van hun alba amicorum worden bestudeerd. In het derde deel van De mug en de kaars worden verbindingen gelegd tussen de verschillende ‘culturele snippers’ waaruit de alba zijn opgebouwd. De auteur stelt vast dat de vele inscripties uit alba doorgaans zijn overgenomen uit Bijbelverhalen, liedboeken, psalmboeken en sonnettenbundels. Door het onderzoek naar de herkomst van de inscripties schetst Reinders “de contouren van het repertoire waar inscribenten uit putten.” (p.267).


Het betoog is ruim voorzien van citaten, waardoor, de lezer zich een levendige voorstelling kan maken van het karakter van de vrouwenalba. De auteur laat zien dat de inscribenten teksten en afbeeldingen selecteerden uit een breed repertoire. Het niveau van de bijdragen varieerde evenwel aanzienlijk. Korte spreuken, zoals “Ioanna Bentinck hoert dit bock toe. Die daer niet goedts in wil schriven/ Die moet daer weal butten bliven” (p. 143), worden afgewisseld met al dan niet religieuze liedteksten. Zo noteerde een militair in het boekje van Rutgera van Eck: “God’s mond die niet lieght, zijn vaderlijcke hert/ En zijn almaghtigh’handt, in angst geneest mijn smert” (p.253). Sommige mannelijke inscribenten konden het overigens niet laten om het album van onkuise toespelingen te voorzien. De flaptekst van De mug en de kaars vermeldt dan ook dat de adellijke dames vriendenboekjes onder meer bijhielden om gelijkgestemden te vinden en te flirten. Hoewel dit gegeven ongetwijfeld een breed publiek aanspreekt, is De Mug en de kaars toch vooral een boek voor literatuur- en cultuurhistorici met belangstelling voor de vroegmoderne geschiedenis.
 

In elk geval heeft uitgever Vantilt niet op de vormgeving bespaard. Het werk bevat vele afbeeldingen van (adellijke) portretten, schetsen en pagina’s uit vrouwenalba, en dat alles in kleur gedrukt, op papier van goede kwaliteit. Ter verduidelijking zijn er verder enkele familiestambomen opgenomen.
 

Met het in kaart brengen van vroegmoderne verwantschapskringen draagt Reinders op een originele manier bij aan het albumonderzoek. Waar literatuurhistorici zich doorgaans richtten op de liederen in de vrouwenboekjes, hanteert Reinders een cultuurhistorische benadering van het fenomeen van de adellijke vrouwenalba.

Tom Duurland M.A.
t.d.duurland@hum.leidenuniv.nl

Trefwoorden: Nederland, Vroegmoderne tijd; Vriendenboekjes; Vrouwen van adel; Literatuurgeschiedenis; Cultuurgeschiedenis