Bert Koene, De diligences van Bouricius. Anderhalve eeuw bedrijvigheid langs ’s heren wegen, Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2017, 221 p., geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-663-7, € 25.-
In de Nederlanden van de achttiende eeuw was ‘de wagen van Bouricius’ een begrip. Voor de beste verbinding van Amsterdam naar Arnhem en van daaruit naar tal van Duitse steden maakte je gebruik van de diligences van de familie Bouricius.
In 1698 had Gerard Bouricius de postwagendienst Amsterdam – Arnhem overgenomen. Men moest over een flink kapitaal beschikken om zo’n onderneming over te kunnen nemen. In de voorgeschiedenis van deze familiekroniek zet Bert Koene uiteen dat die niet geringe som verdiend was door de grootvader en de vader van Gerard, respectievelijk Gerrit en Anthonie Bouwer en wel met het bakken van de befaamde Deventer koek.
Toen Gerard nog maar vijf jaar oud was, overleed zijn vader Anthonie. Zijn voogden stuurden hem achtereenvolgens naar de Latijnse school, de Illustere School van Deventer en de Academie van Franeker. Aan de universiteit liet men zich toentertijd gewoonlijk inschrijven onder een gelatiniseerde naam. Zo noemde Gerard Bouwer zich, toen hij in Franeker ging studeren, Gerhardus Bouricius. Die naam heeft Gerard ook na zijn afstuderen aangehouden.
Het boek, De diligences van Bouricius is door Verloren smaakvol uitgegeven met tal van schitterende illustraties: prachtige prenten van reiswagens en landschappen, fraaie kaarten en stadsgezichten in kleur en portretten meest in zwart-wit. Het werk bevat een literatuuropgave, een personenregister en een genealogisch overzicht van de familie Bouwer – Bouricius.
De diligences van Bouricius wil in de eerste plaats een familiegeschiedenis zijn, waarin de successievelijke directeuren van het postwagenbedrijf centraal staan.
Wie meer over het eigenlijke wegvervoer, over diligences, paarden en posten wil lezen, wordt door Koene zelf verwezen naar de werken van J.W. Petersen, waaronder Van rollende rad’ren en dampend gespan (2012). Toch ontbreken ook deze aspecten niet geheel en al in Koenes werk.
Bij gebrek aan een familiearchief stelde Koene deze familiekroniek samen aan de hand van notariële, rechterlijke en andere archivalia en van kranten. De noeste arbeid van het bijeenzoeken van zoveel verspreide gegevens dwingt bewondering af. Koene is met zijn familiegeschiedenis heel dicht bij zijn bronnen gebleven. Die manier van bronnengebruik komt de voortgang in zijn verhaal niet altijd ten goede. Zij geeft echter ook vaak verrassende en verhelderende inzichten, bijvoorbeeld waar de auteur de verschillende fases van de eeuwige strijd tussen het interlokale postwagenbedrijf en de privileges van de stedelijke voerliedengilden behandelt.
De tragiek ontbreekt niet in de Bouricius-saga. Terwijl Roeland Jan Bouricius (1751 -1824) het bedrijf nog knap door de turbulente tijden van de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland en de Inlijving wist te loodsen, ging het uiteindelijk toch ten onder toen koning Willem I de kleine voerlieden in bescherming nam tegen de grootondernemers. Door het dwarsliggen van Roeland Jan Bouricius, die halsstarrig bleef weigeren samen te werken met die kleinere voerlieden en vooral door de persoon van de laatste directeur, Adriaan Frans Bouricius, die, zo maakt Koene duidelijk, “behept [was] met een zo roekeloze ondernemingslust dat hij mislukkingen bijna leek uit te lokken” (p. 195), ging het bedrijf in 1837 failliet.
Han C. Vrielink
jcvrielink@planet.nl
Trefwoorden: Nederland, 18e eeuw, Economische geschiedenis, Vervoersbedrijf