Nieuwe steden in de Middeleeuwen
-
Jaap Evert Abrahamse e.a. (redactie) (Tijdschrift voor Historische Geografie, 3 (2018) 2, Themabummer)
112 pp, € 10,-
isbn/issn: 978-90-8704-736-8
geïllustreerd in kleur

Nieuwe steden in de Middeleeuwen

(recensie: Aron de Vries)

Jaap Evert Abrahamse e.a.(red.) Nieuwe steden in de Middeleeuwen. Themanummer van het Tijdschrift voor Historische Geografie, jaargang 3 (2018) 2, geïllustreerd, kleur, 112 pag., ISBN 978-90-8704-736-8, € 10,-

Het onlangs verschenen themanummer van het Tijdschrift voor Historische Geografie gaat over een omvangrijke groep steden die in de late Middeleeuwen ontstonden. De titel van het themanummer dekt de lading dus niet geheel. Deze `nieuwe steden’ werden binnen korte tijd aangelegd, al dan niet vanuit een bestaande nederzetting. In 2017 organiseerde de werkgroep Stedengeschiedenis een studiemiddag over dit onderwerp en de voordrachten zijn inmiddels uitgewerkt tot interessante artikelen, waarover later meer.
Het themanummer opent met een door Marcel IJsselstijn, Reinout Rutte en Jan Wegner geschreven In Memoriam aan J.C. (Ko) Visser (1930-2017) hoogleraar in de Geschiedenis der Nederzettingen aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft (pag. 67-77). Een passend eerbetoon voor een pionier in onderzoek naar de ruimtelijke geschiedenis van de middeleeuwse stad. Tevens wordt stilgestaan bij zijn grote bijdrage aan de Europese historische stedenatlas en zijn belangwekkende studie naar de stadsplattegronden van Jacob van Deventer.
 

Wim Boerefijn behandelt het stichten van steden in Europa in de 13e en 14e eeuw (pag. 78-90) waarbij soms sprake was van een duidelijke planning. De stadsplattegrond kende in dat geval vaak een regelmatige structuur van huiskavels, terwijl bewoners geworven werden of soms simpelweg werden gedwongen zich te vestigen binnen het nieuwe stedelijke grondgebied. Boerefijn geeft ook een definitie van het begrip `nieuwe stad’, namelijk een plaats die door bewust handelen in relatief korte tijd tot stad werd gemaakt. De auteur stelt aan het eind van zijn bijdrage vele interessante vragen ten aanzien van deze stadsstichtingen en roept op tot vervolgonderzoek.
 

Reinout Rutte neemt het stokje over en gaat in op het ontstaan van meer dan tweehonderd steden in de Nederlanden tussen 1270 en 1450 (pag.91-103). Veel van deze steden lagen in het stroomgebied van de rivieren de Lek, de Waal en de Maas. Deze stadsstichtingen gingen uit van de lokale adel, namelijk de heren van Arkel, van Culemborg, van Vianen en van Buren. Maar de bijdrage gaat ook in op de stichting van steden door de Utrechtse bisschoppen en door “lieden die opklommen door slim handelen met geld” ( ). Het ging om de stichting van Middelburg in Vlaanderen door de Brugse hofambtenaar Pieter Bladelin en Purmerend door de rijke Amsterdamse bankier Willem Eggert.
 

Bijzonder boeiend vond ik de bijdrage van Ward Leloup over het ontstaan en de ontwikkeling van Sluis (pag. 104-125). Sluis ontstond door de samensmelting van een oudere, agrarische kern met een nieuwe, geplande havenstad. Hiertoe waren gronden nabij deze oudere kern ingepolderd en werd daar een regelmatig stratenpatroon uitgelegd. Dit wijst op een hoge mate van centrale sturing en planning, al zou de auteur hier dieper op in kunnen gaan. Leloup maakt voor zijn analyse gebruik van een cijnsregister uit 1330 naast de stadsplattegrond van Jacob van Deventer. Juist door die eerste bron wordt onze blik op die cartografische weergave verder aangescherpt.
 

Het tijdschrift bevat verder een bijdrage van Hans Renes over Asperen (pag. 126-139). Een voorbeeld van een “Ackerbürgerstadt”, door hem omschreven als een plaats met stadsrecht en muren die vrijwel uitsluitend door landbouwers werd bewoond. Dat laatste onderzoekt de auteur echter niet, maar het is duidelijk dat de agrarische sector binnen de stadsmuren van groot belang was. De auteur schetst overtuigend een ruimtelijk beeld van het stadje, dat tevens beschikte over twee kloosters en een gasthuis.
 

Bram Vannieuwenhuyze bespreekt een kartering van Ieper in 1610 voorstellende het beleg van de stad in 1383 (pag. 140-142). Volgens de auteur laat deze kaart de ruimtelijke structuur van Ieper zien in de 14e eeuw. Dat is opmerkelijk, omdat de stad een krimp had meegemaakt waarbij stedelijke bebouwing was verdwenen.
 

Architect en stedenbouwkundige Jan Brouwer laat zien hoe middeleeuwse steden als inspiratiebron kunnen dienen voor de ontwikkeling van hedendaagse steden (pag. 143-154). Zo is een van oorsprong middeleeuwse stad – tegenwoordig vaak de binnenstad – vooral aantrekkelijk voor voetgangers maar minder voor autoverkeer. Bij het ontwerp van nieuwe stedelijke ruimtes – waar men auto’s vaak wil weren vanwege milieuoverwegingen – kan men kijken naar het middeleeuwse stratenpatroon en rekening houden met de langzaamste gebruikers als voetgangers en fietsers. Als niet-autorijder onderschrijf ik deze visie natuurlijk van harte.
 

Het is een bijzonder aardig themanummer geworden over `nieuwe steden’. Het onderzoek naar de planmatige stichting van deze steden staat nog duidelijk in zijn kinderschoenen. Praktisch elk artikel roept dan ook op tot vervolgonderzoek en tot een meer multidisciplinaire benadering. Hopelijk wordt deze handschoen opgepakt.

Drs. Aron de Vries
Burg. Gaarlandtstraat 10
4205 CC Gorinchem

Trefwoorden: Nederlanden, Middeleeuwen, Historische geografie, Stadsgeschiedenis, Stedenbouwkunde, Stadsplattegronden