Pieter Broertjes, Margot Kistemaker, Opdat wij niet vergeten. Verhalen van 25 verzetshelden van Hilversum (Hilversum: Verloren, 2018, 59 blz., met portretfoto’s, ISBN 978-90-8704-729-0, €7,50)
Pieter Broertjes geeft in de inleiding van Opdat wij niet vergeten een korte geschiedenis van het herdenken van de Tweede Wereldoorlog in Hilversum. In het voorwoord plaatst Jolande Withuis deze geschiedenis in het perspectief van herdenken in heel Nederland, welke in den beginne intensief, maar ook heel landseigen was: “De invulling van 4 en 5 mei was al meteen vanaf 1946 onderwerp van getrek en gemier – was het niet om de zondagsrust dan wel om de kosten”(p.8). En vanaf 1948 was men voornamelijk bezig met de wederopbouw en dus met de toekomst. In de periode 1955-1959 werd in Hilversum in ieder geval een plan uitgevoerd om in de nieuwe buurt in Noord de straten naar Hilversummer verzetshelden te vernoemen. Er werden er eerst zeventien geselecteerd en bij uitbreiding van het wegenplan kwamen er nog eens heel pragmatisch acht verzetshelden bij, 25 in totaal. De keuze werd omzichtig gedaan. Alleen zij “die door moedig gedrag tegenover de bezetter het leven lieten”, en dus verzetshelden waren, kwamen in aanmerking (p. 13). Landelijk nam de aandacht voor herdenken toe in de jaren ’70, door onder anderen publicaties en tv-uitzendingen over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust, de rel rond de vrijlating van de ‘Drie van Breda’ en zo meer. In Hilversum werd in 1980 de werkgroep Herdenking mei 1940-1945 opgericht door gemeentelijk onderwijsspecialist Johan de Lange en oud-verzetsheld en wethouder Sebil Minco. Deze werkgroep lanceerde in 1981 het plan voor een plaquette in de Burgerzaal van het Raadhuis met de 25 namen, `Opdat wij niet vergeten’. Toen in 2011 Broertjes aantrad als burgemeester begon hij tijdens de 4 mei-herdenking met het belichten van de 25 levens. Onderzoek en spitwerk naar de gebeurtenissen werd gedaan door historica Margot Kistemaker.
Deze 25 korte geschiedenissen, hier gebundeld, en door Broertjes ook wel ‘Kroniek van 25 geknakte levens’ genoemd, zijn heel feitelijke beschrijvingen van woonplaats, beroep, gezin, en de verzetsdaden tijdens de oorlog. Het hele spectrum van verzet is er terug te vinden: het geven van hulp en onderduik aan joden en niet-joden, militaire inlichtingen aan Engeland, verboden radio-uitzendingen, illegale pers, sabotage, aanslagen, smokkel, voedseltransporten en ook het dragen van een anjer. Van sommigen is veel bekend, van anderen weinig. Zo heeft fotograaf Christiaan Frederik Willem Koekebacker slechts acht regels. Hij hielp joodse landgenoten en stierf in Dachau. Alle 25 levensverhalen zijn aangrijpend, kort en feitelijk, opgeschreven zonder pretenties. Zo is er ook de man van wie geen foto is gevonden, Johannes Wilhelmus Oudenaller, drukker van het illegale blad De Vrije Gooi- en Eemlander. In plaats van zijn portret een foto van zijn grafsteen met daarop de tekst: “Gezwegen tot in den dood. Hierdoor zijn medewerkers gered” (p.41). En de wethouder David Lopes Dias, oprichter van SDAP-krantje de Volksstem en schrijver van artikelen daarvoor, die wegens zijn fel antifascistische houding vlak voor de capitulatie in 1940 werd geprest om met zijn gezin te vertrekken naar Amsterdam. Hij werd al gauw opgepakt en van kamp naar kamp gevoerd. Hij stierf in Mauthausen. Hoe weinig er nodig was om in de problemen te komen, vertelt het verhaal van bankemployee Pieter van Dijk, die een witte anjer droeg op de verjaardag van Prins Bernhard en daarom werd ontslagen. Hij dook onder en werd in 1945 in een vuurgevecht gedood. Velen van de 25 waren lid van een verzetsgroep. Velen werden verraden en opvallend veel vonden de dood in het laatste jaar van de oorlog. Verder komen we in de verhalen ook de families tegen, echtgenotes, kinderen, en medestrijders. Het speelt zich ook lang niet allemaal af in Hilversum. De namen van andere plaatsen komen voorbij en zo ook de namen van gevangenissen in Amsterdam en beruchte kampen, zoals kamp Amersfoort en kampen in Duitsland.
De keuze van de 25 wordt ter discussie gesteld. Er zijn geen vrouwen geselecteerd, terwijl die toch gevaarlijk werk verrichtten. Vaak waren ze koerierster. Het schijnt typerend geweest te zijn voor de jaren ‘50: ze kwamen niet in beeld. Verder was men geen verzetsheld, als men wegens ‘ras’ of politieke overtuiging was omgebracht. Dat betrof joden en communisten, voor zover ze niet omwille van verzetsdaden waren gestorven. In de inleiding staat: “Inmiddels wordt in sommige plaatsen alsnog gepoogd de namen van de vermoorde joodse ingezetenen te achterhalen” (p. 9). Hieruit begrijp ik dat in veel gemeenten zoveel jaar na dato nog niet bekend is welke joodse ingezetenen werden weggevoerd. Het is maar goed dat binnenkort het Holocaust Namenmonument Nederland wordt geplaatst in Amsterdam. Helaas is naar verluid ook daarbij weer sprake van “getrek en gemier”.
Drs. Martha Catania-Peters,
marthacatania@gmail.com
Trefwoorden: Nederland, Hilversum, 20e eeuw, Tweede Wereldoorlog, verzet, verzetshelden, Holocaust, herdenken.