Spaanse ooggetuigen over het beleg van Haarlem (1572 - 1573)
-
Barbara Kooij
334 pp, € 29,-
isbn/issn: 978-90-8704-746-7
geïllustreerd

Spaanse ooggetuigen over het beleg van Haarlem (1572 - 1573)

(recensie: Han C. Vrielink)

Barbara Kooij, Spaanse ooggetuigen over het beleg van Haarlem (1572 – 1573), Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2018, 334 pp., geïllustreerd, ISBN 978 90 8704 746-7, € 29.-

Over de Nederlandse Opstand zijn boekenplanken volgeschreven. Ook in 2018 zijn, ter gelegenheid van het feit dat vijfhonderdvijftig jaar geleden de opstand begon, weer tal van werken daarover verschenen. Werkelijk uitzonderlijk is echter het boek Spaanse ooggetuigen over het beleg van Haarlem (1572-1573) van Barbara Kooij.

Haar boek is daarom zo bijzonder, omdat vrijwel alle andere studies over de Nederlandse Opstand gebaseerd zijn op alléén Nederlandse bronnen. Johan Brouwer met zijn Kronieken van Spaansche soldaten uit het begin van den tachtigjarigen oorlog ( Zutphen, 1933) en Yolanda Rodríguez Pérez met haar De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen (Nijmegen,2003) vormden de schaarse uitzonderingen.

Het leeuwendeel van Spaanse ooggetuigen over het beleg van Haarlem (1572 – 1573) bestaat uit maar liefst 138 brieven, deels van Spaanse militairen die Haarlem belegerden, deels van verslaggevers die koning Filips II en hoge regeringsambtenaren van nieuws voorzagen. En, niet te vergeten, uit brieven van en aan Alva die, geveld door de jicht, noodgedwongen in Nijmegen achter was gebleven en het commando had moeten overdragen aan don Fadrique.
Het boek is fraai uitgegeven en bevat een opgave van bronnen en van literatuur, een nuttige begrippenlijst en een persoonsregister.

Kooij heeft de berichten van ooggetuigen opgespoord in Spaanse archieven, maar ook in Parijs, Brussel en Londen en vertaald. Haar verzorging van de vertaalde bronnen is voorbeeldig. In honderden voetnoten geeft de auteur uitvoerig explicatie en informatie betreffende personen en talloze termen. Zeer secuur worden van personen die voor het eerst als schrijver of ontvanger optreden, de voornaamste biografische gegevens verstrekt.

Na een heldere en precieze verantwoording volgt een inleiding, allereerst over de wording, aard en verloop van de opstand. Die is uiteraard beknopt, maar zeer goed: voldoende gedetailleerd en op moderne wetenschappelijke literatuur gebaseerd. Voorts bevat de inleiding veel interessante gegevens over het Spaanse leger en over de moeilijkheden waaraan het in de Nederlanden en speciaal bij Haarlem het hoofd moest bieden. Aansluitend geeft de auteur een uitstekend verslag van het eigenlijke beleg van Haarlem. Dat gedeelte van de inleiding is van essentieel belang voor een goed begrip van de 138 teksten, de ooggetuigenverslagen.

Kooij verstaat de kunst om in het korte bestek van een inleiding toch een heldere uiteenzetting te geven over veel boeiende aspecten van het conflict; zoals over het feit dat er tegenover elkaar staande facties bestonden aan het Spaanse hof: Enerzijds de Albistas, de groep rond de hertog van Alva, die voorstanders waren van een harde aanpak van de rebellie in de Nederlanden. Anderzijds de Ébolistas, de groep rond Ruy Gómez de Silva, prins van Éboli, die een zachtere aanpak van de opstand voorstonden. De Ébolistas waren van mening, dat als de Spanjaarden niet de reputatie hadden gehad van mannen zonder enige clementie, alle Nederlandse steden zich al lang zouden hebben overgegeven. Die slechte reputatie hadden de Spanjaarden door hun meedogenloze optreden in Mechelen, Zutphen en Naarden alleen maar versterkt.

Het beleg van Haarlem duurde van 10 december 1572 tot 13 juli 1573. Het vond plaats gedurende een ‘apocalyptisch winter’, aldus de weerhistoricus Jan Buisman( in Extreem weer!, p. 128). De Spanjaarden meenden dat ze de stad snel zouden kunnen innemen, maar het werd een lange en vreselijke strijd die zeven maanden duurde. ‘Voor de regering van koning Filips II werd Haarlem een hoofdpijndossier, voor de bevelhebbers ter plaatse groeide deze ‘vreemde oorlog’ uit tot een uiterst moeizame strijd, die zou uitmonden in een ramp met duizenden doden, zieken en gewonden’ aldus Barbara Kooij (p. 13).

Door de teksten krijgt de lezer een heel goed beeld van de voortdurende moeilijkheden die de Spanjaarden ondervinden als gevolg van de Hollandse terreinomstandigheden. De gehele omgeving van Haarlem bestond toentertijd uit meren, moerassen en tal van sloten, waarlangs hier en daar smalle dijkwegen liepen. Over deze dijkweggetjes moest alle aanvoer voor de belegeraars geschieden, vooral vanuit Utrecht: troepen, wapens, munitie en, niet te vergeten, victualiën. Voortdurend poogden de ‘rebellen’ deze aanvoer af te snijden door zich op die dijkjes te verschansen. Vaak met succes, met zware hongersnood onder de Spanjaarden tot gevolg. Zo schreef Alva in een brief: ‘Door de dijken te bezetten, wat ze al zes of zeven keer hebben geprobeerd, hebben die schurken mij bijna zover gekregen het kamp bij Haarlem op te heffen, en dat was dan puur vanwege de honger’ (p. 277).
De sterfte onder de Spaanse soldaten was dan ook enorm.

De Spanjaarden wisten zich meerdere keren maar amper staande te houden tegen de grote uitvallen vanuit de stad. Zolang de belegeraars te weinig manschappen hadden en bovendien de rebellen de wateren beheersten, konden nieuwe troepen vrijwel ongehinderd de stad komen versterken en kon de proviandering van Haarlem doorgaan.

De Spaanse bevelhebbers daarentegen hadden chronische tekorten, zowel aan troepen als aan geld. Het wachten was op versterkingen, vooral van Spaanse soldaten, die echter helemaal uit Italië moesten komen. Alva drong er meermaals bij Filips op aan, haast te maken met het zenden van geld. In december 1572 meldde hij de koning dat de Spaanse troepen in 23 maanden geen soldij hadden ontvangen! Waalse en Duitse soldaten deserteerden bij tientallen tegelijk.

Pas nadat op 29 mei 1573 de geuzenvloot verslagen werd door de vloot van het koningsgetrouwe Amsterdam onder leiding van de graaf van Bossu kon een werkelijk volledige blokkade van Haarlem worden gerealiseerd. Begin juli arriveerden bovendien de versterkingen uit Italië. 12 juli 1573 capituleerde de stad.

Het enige minpuntje van het boek is dat sommige gebeurtenissen meerdere keren worden beschreven, zij het door verschillende getuigen. Daar staat echter een keur aan hoogst interessante en uitzonderlijke getuigenissen tegenover, die dit boek tot een unieke publicatie maken.

Barbara Kooij, alle lof voor dit bijzondere boek! Toda alabanza para este especial libro!

Han C. Vrielink
jcvrielink@planet.nl

Trefwoorden: Nederland, Spanje, zestiende eeuw, Haarlem, Tachtigjarige Oorlog, Ooggetuigen.