Het Capittel van Sint-Joris te Amersfoort
(recensie: Aron de Vries)
Fred van Kan, Het Capittel van Sint-Joris te Amersfoort. Een geschiedenis van “Eerweerdige wijse ende seer beminde heeren” (Hilversum, uitgeverij Verloren, 2018) 232 pag., ISBN 978-90-8704-743-6, rijk geïllustreerd, € 25,-
Januari 1444 werd de Amersfoortse samenleving opgeschrikt door een heftig gevecht. Maar liefst zeven personen probeerden de Amersfoortse pastoor Willem van Maerssen om te brengen. Onder de daders bevonden zich meerdere kanunniken van het Sint-Joriskapittel. Een van hen, genaamd Peter van Emelaer, sloeg de arme zielenherder met een loden hamer op zijn hoofd, schouders en arm. Peter ontkende vervolgens dat de mishandeling ernstig was geweest bij deze “door de duivel ingefluisterde heiligschennis”. Fred van Kan, oud-gemeentearchivaris van Amersfoort, heeft een prachtig boek geschreven over het kapittel, waarin hij kort ingaat op deze moordaanslag (pag. 75-76). Als citaat is in de ondertitel de woorden “Eerweerdige wijse ende seer beminde heeren” opgenomen, hoewel die eerbiedwaardigheid en wijsheid in 1444 dus ver te zoeken was.
Spijtig genoeg blijft onduidelijk waarom de gemoederen zo verhit waren geraakt. Waarschijnlijk betrof het een interne kwestie, want elke Amersfoortse pastoor was tevens kanunnik. Opschudding in de samenleving, maar het Amersfoortse stadsbestuur kon niet ingrijpen. Ze had geen juridische zeggenschap over het kapittel. Daar gold het canoniek en niet het wereldlijk recht. Doorgaans dienden kanunniken bij misstappen te verschijnen voor de deken van het kapittel. Maar gezien de ernst van het delict moesten de daders komen voor de bisschop van Utrecht. Excommunicatie volgde, waarna Peter van Emelaer in hoger beroep ging bij de paus. Die bepaalde dat Peter zijn slachtoffer schadeloos moest stellen en dat de bisschop hem na biecht en eedaflegging absolutie moest geven. Deze heethoofdige kanunnik werd later zelfs deken van het kapittel. Het slachtoffer legde zich niet bij de pauselijke uitspraak neer. Nu werd hij – wegens minachting van het pauselijke gezag – geëxcommuniceerd en uit zijn ambt gezet, samen met de deken. Maar zowel de pastoor als deken bleven op het pluche zitten, waarschijnlijk omdat ze gesteund werden door de Utrechtse bisschop. Dan bleek Rome toch ver weg.
Ooit kende het Utrechtse bisdom maar liefst 43 kapittels. Slechts enkele zijn goed onderzocht. Vele werden opgeheven tijdens de Reformatie, sommige werden door Napoleon afgeschaft. Het Amersfoortse kapittel bestaat nog altijd. De burgemeester heeft als nevenfunctie die van deken en schreef in die hoedanigheid het voorwoord. De opbrengst van de bezittingen waarmee kanunniken ooit in hun levensonderhoud voorzagen, worden nu aangewend voor charitatieve doeleinden. Van Kan, naast archivaris ook mediëvist, besteedt vooral aandacht aan de periode tot de Reformatie. Maar in twee korte slothoofdstukken wordt stilgestaan bij de geschiedenis van het kapittel na 1579, toen de stad zich aan de met een militaire overmacht verschenen Jan van Nassau overgaf.
De opbrengst van het vermogen bleef men na 1579 aanwenden voor de kanunniken. Na overlijden werden kanunniken door portestanten vervangen, met name zonen uit de stedelijke elite. De rol in de zielzorg was uitgespeeld, maar men hield zich nu bezig met het onderhoud van de Sint-Joriskerk en de armenzorg. Het kapittel bleef ook bestaan nadat keizer Napoleon in 1811 verordineerde dat zogenoemde geestelijke goederen aan de staat moesten komen. In stilte bleef de rentmeester van het kapittel de opbrengsten innen om ze te beleggen. Vergaderd werd er niet. In 1851 legde de rentmeester financiële verantwoording af aan de burgemeester en gecommitteerden van het Burgerweeshuis en de Sint-Joriskerk. Kanunniken werden zij toen niet genoemd. Een jaar later was er een nieuwe burgemeester. Die riep het kapittel bijeen en verklaarde doodleuk dat het bestuur voortaan zou bestaan uit de deken, bijgestaan door twee kanunniken die het Burgerweeshuis vertegenwoordigden en twee die de Sint-Joriskerk representeerden. Voorheen was er slechts sprake van de burgemeester die optrad in de plaats van de deken, maar nu was de burgemeester formeel deken geworden. Uiteindelijk werd het kapittel in 1988 een stichting.
Er is een relatief rijk kapittelarchief bewaard gebleven met veel archivalia uit de late Middeleeuwen. Van Kan schrijft: “Bevordering van de goddelijke dienst en van het zielenheil van de parochianen waren de motieven voor de oprichting van het kapittel, maar als we afgaan op de behouden gebleven bronnen, dan lijken de kanunniken toch vooral lieden die bezig zijn met vermogensbeheer, met juridische kwesties en met hun eigen huisvesting” (pag. 33). Toch weet de auteur goed de inzet voor dit zielenheil te schetsen. Aan bod komt het koorgebed, misvieringen en memoriediensten. Ook de kapittelorganisatie komt in beeld met de deken en kanunniken, de bijbehorende statuten, de rol van de ‘cameraar’ – de financiële man –, de kapittelnotaris en de vicarissen en scholieren die samen met de kanunniken zorgden voor meerstemmige zang tijdens de eredienst. De verhouding van het kapittel tot de parochie, broederschappen en kloosters in de stad is eveneens verhelderend. Natuurlijk wordt in de studie ook het kapittelvermogen behandeld, waarbij men moet beseffen dat er dan wel veel bronnen bewaard zijn gebleven, maar helaas geen jaarrekeningen van voor 1579.
Er is ook een aantal bijlagen. De eerste bevat de stichtingsakte in het Latijn (1337) en de tweede de eden die de verschillende functionarissen zwoeren, eveneens in het Latijn. Er wordt weliswaar verwezen naar een achttiende-eeuwse vertaling elders in het boek, maar ik zou hier duidelijk gekozen hebben voor een parallelvertaling. Een klein puntje van kritiek dus.
In de derde bijlage wordt een overzicht gegeven van de kanunniken en in een vierde van het grond- en rentebezit. Een dergelijke studie verdient bewondering en zeker navolging in andere Nederlandse steden.
Drs. Aron de Vries
Burg. Gaarlandtstraat 10
Gorinchem
Trefwoorden: Nederland, Sticht Utrecht, Amersfoort, Middeleeuwen, Nieuwe tijd, Kerkgeschiedenis, Collegiale kapittels, Kapittelarchieven.