Surinaams onbehagen
(recensie: Tessa Nagel M.A.)
Hans Ramsoedh, Surinaams onbehagen. Een sociale en politieke geschiedenis van Suriname 1865-2015, Hilversum, Verloren, 2018, 368 pp,, geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-748-1, € 29,-.
Volgens een Surinaams gezegde is bij God en in Suriname alles mogelijk. Het land wordt weleens beschreven als een dorp in een groen tropisch regenwoud, met nauwelijks contacten met de rest van de wereld en Amsterdam als dichtstbijzijnde stad (p8). Reden te meer dus om je in dit fascinerende land te verdiepen. Onder de bezielende leiding van historicus Hans Ramsoedh word je in dit boek meegenomen in de sociale en politieke geschiedenis van Suriname van 1865-2015.
De titel is gekozen omdat Ramsoedh met dit boek wil laten zien dat onbehagen een continue onderstroom is in de Surinaamse samenleving. Met onbehagen wordt bedoeld dat er een onvrede is over verschillende aspecten in de samenleving. Soms leidt die onvrede tot acties of verzet; soms niet en sluimert zij door. Maar, toont Ramsoedh aan, in de periode 1865-2015 is er altijd onbehagen aanwezig. Dit is de enige historische constante, want welke groep of persoon onbehagen kent en waarover dat onbehagen vervolgens gaat, dat wisselt. Het onbehagen zit hem ook in de opbouw van de Surinaamse samenleving, die sociaal gezien bijzonder gesegmenteerd is, maar ook geografisch en economisch een uniek karakter heeft.
Ramsoedh toont het onbehagen aan door de geschiedenis van Suriname in drie delen onder handen te nemen. Het eerste deel gaat over de periode 1865-1945 en wordt de koloniale periode genoemd. Hier zien we vooral onvrede bestaan over de manier van besturen. Het bestuurssysteem zat zo in elkaar dat er wel spanningen moesten komen. Het Nederlandse bestuur hinkte enerzijds op de gedachte dat Suriname behouden moest blijven en dus onder Nederlands toezicht moest staan, maar anderzijds werd er ook gepoogd om te moderniseren door bijvoorbeeld het kiesrecht uit te breiden. Hiervan profiteerde vooral de Creoolse middenklasse, dus de uitkomst van de moderniseringen was vooral dat er grotere verschillen ontstonden tussen groepen binnen Suriname. De democratiseringen worden wel omschreven als ‘borduurwerken op een autocratisch stramien’(p.20).
Het tweede gedeelte van het boek gaat over de periode 1945-1975, die door Ramsoedh de postkoloniale periode genoemd wordt. Formeel gezien krijgt Suriname binnenlands zelfbestuur, maar Nederland kan te pas en te onpas haar invloed laten gelden, dus er is geen sprake van gelijkwaardigheid. De weg naar de onafhankelijkheid wordt bewandeld, maar toch komt de onafhankelijkheid zelf uiteindelijk nog onverwacht, waardoor er onder druk afspraken met Nederland gemaakt moeten worden.
Veruit het meest interessante, tevens het langste, gedeelte van het boek is het derde deel, de periode na de onafhankelijkheid 1975-2015. Ramsoedh schetst in de eerste paragrafen van hoofdstuk drie de gebeurtenissen in Suriname in deze periode. Het is een roerige tijd, waarin democratisering en (militaire) repressie elkaar afwisselen. In de latere paragrafen worden enkele aspecten uitgediept, zo is er een paragraaf waar de rol van Desi Bouterse wordt geduid. Ramsoedh weet overtuigend uit te leggen hoe het mogelijk is dat er iemand als Bouterse tot president gekozen wordt: er is een jonge populatie die de periode rond de militaire machtsgreep en de decembermoorden niet meegemaakt heeft en in Bouterse de sterke leider ziet die de, met name, economische problemen in het land zal oplossen. De democratische kabinetten die voor Bouterse aan het roer stonden, leken geen vuist te kunnen maken. Een interessant gegeven is wel dat de economie onder zijn voorganger Venetiaan een stuk beter draaide dan onder Bouterse zelf; dus zijn populariteit hangt in hoge mate af van beeldvorming.
Zoals gezegd is het derde deel het meest interessant, omdat er een analyse wordt gemaakt van de toestand van het huidige Suriname. Zoveel verschillende oorzaken leiden tot de unieke samenleving die Suriname is. Er is bijvoorbeeld de nog altijd actuele enorme mate van segregatie tussen de verschillende groepen, de eenzijdige economie die zich maar op enkele producten en grondstoffen richt en de instabiele en wiebelige politiek. Daarnaast is Suriname enerzijds een Caribisch land dat in de regio mee wil doen, maar anderzijds nog steeds veel op Nederland is gefocust. De meerwaarde van dit boek zit erin dat Ramsoedh al deze onderwerpen als losse draadjes weet te benoemen en vervolgens in elkaar vlecht, waardoor hij de Surinaamse geschiedenis op een heel mooie manier aan de lezer kan duiden. Daarnaast is de tekst doorspekt met fantastische uitspraken en termen, die het lezen bijzonder aangenaam maken.
Ook in het huidige Suriname is veel onvrede, bijvoorbeeld over de hoge mate van corruptie, vriendjespolitiek, economische problemen waaronder een enorme inflatie en de politieke bemoeienis met de rechtspraak, met name over het Decemberproces. De betrokkenheid van Surinaamse overheidsfunctionarissen bij drugshandel zorgt tevens voor frustratie. Als reactie hierop begon Curtis Hofwijks de individuele protestactie ‘wij zijn moe’. Steeds meer personen sluiten zich aan bij deze beweging, met name jongeren. Van Bouterse kreeg deze groep het advies te gaan slapen als ze moe waren. Ramsoedh hoopt echter dat vanuit deze politiek actieve groep jongeren een nieuwe politieke lichting zal ontstaan, die het Suriname van de toekomst de juiste kant op zal leiden. Zo zal het onbehagen hopelijk leiden tot concreet resultaat in de vorm van een goed werkende democratische rechtsstaat. Dat lijkt nu nog ver weg, maar bij God en in Suriname is tenslotte alles mogelijk.
Tessa Nagel M.A.
Trefwoorden: Suriname, koloniale geschiedenis, politieke geschiedenis, sociale geschiedenis, 19e eeuw, 20e eeuw, 21e eeuw, dekolonisatie, Desi Bouterse.