De zaak Oldenbarnevelt
(recensie: Han C. Vrielink)
Wilfried Uitterhoeve, De zaak Oldenbarnevelt. Val, proces en executie, Nijmegen, Uitgeverij Vantilt, 2019, 208 pp., geïllustreerd, ISBN 978-94-6004-411-3, € 23,50.
Dit jaar is het vierhonderd jaar geleden dat Johan van Oldenbarnevelt op het Binnenhof in Den Haag werd onthoofd. Die executie geschiedde op 13 mei 1619. Sedertdien laaide af en toe, in alle felheid, de discussie weer op over de rechtmatigheid van het vonnis dat over de grote staatsman en grondlegger van de Nederlandse staat werd uitgesproken en voltrokken. Zo beschouwden de patriotten in de achttiende eeuw Oldenbarnevelt als de verdediger van de vrijheid: politiek in zijn verzet tegen het machtsstreven der Oranjes en godsdienstig in zijn bestrijding van de intolerante radicale calvinistische scherpslijpers. De orangisten beschouwden hem als een vijand van het Huis van Oranje en als een landverrader.
Bij eerste kennismaking met het boek De zaak Oldenbarnevelt wordt de lezer al direct getroffen door de talrijke, magnifieke illustraties. Deze zijn bijeengebracht door Rianne Savenije van uitgeverij Vantilt, die met haar werk het boek een subliem karakter heeft gegeven. De meer dan tachtig afbeeldingen geven een beeld van de plekken in Den Haag en elders, waar de geschiedenis zich voltrok en vooral van de personen die daarin een rol speelden. Ook ‘politieke’ prenten uit die tijd ontbreken niet.
Uitterhoeve heeft met dit boek niet de bedoeling gehad om een nieuwe biografie te publiceren van Johan van Oldenbarnevelt, naast de vijfdelige biografie van J. den Tex. De eerste twee hoofdstukken behandelen de opgang van Oldenbarnevelt, de wording van het Twaalfjarig Bestand en de godsdiensttwisten. De auteur noemt ze bescheiden: ‘inleidende hoofdstukken’, maar ze vatten uitstekend de geschiedenis samen van de wording van de Republiek en de immense rol die Oldenbarnevelt daarbij speelde en ze zijn, juist door hun kwaliteit, onmisbaar voor de lezer om de volgende hoofdstukken goed te kunnen begrijpen
De auteur heeft zich geconcentreerd op de periode van juli 1617 tot 13 mei 1619. Als beginpunt koos hij het moment waarop de godsdiensttwisten escaleerden tot een machtsstrijd, door de keuze van Maurits voor de contraremonstranten. Tevens werd toen al duidelijk dat Oldenbarnevelt en zijn aanhangers die strijd zouden verliezen.
De hoofdstukken daarna behandelen de arrestatie van Oldenbarnevelt op 29 augustus 1618 en zijn meer dan acht maanden lange gevangenschap. Hoofdstuk 5 is het belangrijkste deel van het boek en beschrijft de verhoren. Hiervoor heeft de auteur gebruik gemaakt van de in 1850 uitgegeven Verhooren van Johan van Oldenbarnevelt alsook van brieven, notulen, memories en dagboeken (waaronder het dagboek van Oldenbarnevelts trouwe dienaar Jan Francken). De schrijver heeft de langere citaten hertaald.
De verhoren vonden plaats in drie series: in november 1618, in maart 1619 en in april 1619, waarbij steeds honderden vragen op Oldenbarnevelt werden afgevuurd. Uitterhoeve onderscheidt vier hoofdthema’s bij de verhoren: 1. de kwestie van de religie, de tolerantie en de blokkade (door Oldenbarnevelt c.s.) van een Nationale Synode; 2.de kwestie van de waardgelders; 3. de aantasting van het gezag van Maurits; 4. de beschuldiging van landverraad.
Zowel in het hoofdstuk over de verhoren als in het slothoofdstuk (‘Enkele beschouwingen’) blijkt hoezeer de titel, De zaak Oldenbarnevelt, de lading volkomen dekt. In een zowel historisch als juridisch onderzoek trekt Uitterhoeve ‘de zaak’ nog eens na om te beoordelen of aan Oldenbarnevelt al of niet recht is gedaan. Het boek is zowel een uitstekende reconstructie van de gebeurtenissen als een interessant en scherpzinnig betoog. Uiteraard is het hier niet de plaats om het gehele, boeiend geschreven, relaas van de feiten uitvoerig te behandelen. Ik beperk mij tot een van de kernen van het magnifieke betoog van Uitterhoeve.
De auteur zet daarbij allereerst uiteen dat de Republiek geen grondwet kende, noch andere fundamentele teksten. Men handelde vanuit “algemeen aanvaarde staatsrechtelijke beginselen en de algemeen gehanteerde regels van staatkundig beleid” (p.185), die men ‘maximen’ noemde.
Samengevat behelsden deze maximen: gewetensvrijheid, maar geen godsdienstvrijheid; soevereiniteit in handen van de gewestelijke Staten, niet van de Staten-Generaal; gezag van de gewestelijke Staten en de plaatselijke magistraat over de publieke kerk; reservering van de politieke besluitvorming voor de regenten van de steden en de gewesten; de vrijheid van de steden en de gewesten om zelf ordetroepen in te zetten; de stadhouders als dienaren van de Staten (p.186). Oldenbarnevelt heeft zich aan al deze maximen gehouden. “Daarom is het doodvonnis buiten proportie en was er eigenlijk geen grond voor een strafproces”, aldus Uitterhoeve (p. 186). Van de vier bovengenoemde hoofdthema’s die de auteur onderscheidt bij de verhoren, kon Oldenbarnevelt zich bij de eerste drie – de religie, de waardgelders en de aantasting van het gezag van Maurits – beroepen op de geldende maximen. Maar bij dit politiek proces kon hem dat niet helpen. Van een veroordeling wegens de uit de lucht gegrepen beschuldiging van landverraad is uiteindelijk geheel afgezien.
Het was juist Maurits die zich niet aan de regels hield en de macht van zowel de Staten-Generaal als de stadhouders wilde vergroten. Het was wel zo dat de Republiek politiek in een crisis verkeerde. Die kon toen alleen door een staatsgreep worden opgelost. En zo geschiedde. Was het echter nodig, om na de geslaagde coup (de afzetting van Oldenbarnevelt-gezinde regenten in Gelderland en Overijssel en de afdanking van de waardgelders in Utrecht) en vooral na het proces, de oude staatsman Oldenbarnevelt te executeren? Het was een tragische situatie. Maurits had hem gratie kunnen verlenen, maar deed dat niet. Maurits was van mening dat de Oldenbarnevelt-partij moest worden gebroken, aldus Uitterhoeve. “Hij kon geen grootmoedigheid betonen indien de andere partij geen ootmoedigheid aan de dag legde. En die ootmoedigheid werd niet betoond, door Oldenbarnevelt niet, door de remonstranten niet (..) en ook door de familie niet” (p. 175).
Uitterhoeve heeft met De zaak Oldenbarnevelt een waardevol boek geschreven.
Het is uitnemend geschikt voor een breed publiek van in de Nederlandse geschiedenis geïnteresseerde lezers.
Het verdient zonder meer de Libris Geschiedenis Prijs 2019!
Han C.Vrielink
Trefwoorden: Nederland, 17e eeuw, Johan van Oldenbarnevelt, Twaalfjarig Bestand, Remonstranten, Contraremonstranten, Maurits, het proces Oldenbarnevelt