Eer tegen eer
(recensie: Drs. Martha Catania-Peters)
Rolf Hage, Eer tegen eer. Een cultuurhistorische studie van schaking tijdens de Republiek, 1580-1795 (Hilversum: Verloren, 2019), 280 blz., geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-766-5, € 29, -
“Ze gaf haar dienstmeid 70 à 80 gulden voor reiskleren. Een laatste waarschuwing van Christiaan Huygens, de secretaris van de Raad van State en vader van Constantijn Huygens (1596-1687), leidde tot niets; zo geheim waren haar vertrekplannen dus niet. Zij wilde weg, of ze nu in ongenade zou vallen bij de prins of onterfd zou worden of niet. Ze zou nog liever ‘fenijn [gif, RH], verdrincken ofte anders’ haar leven benemen…” (p.112).
In deze wanhopige situatie bevond Catharina Bruijninck zich, dochter van Nicolaes Bruijninck, raadsheer van prins Maurits, in de schaking van het hoofdstuk ‘De ontdekking’. Zij ging geheel vrijwillig mee met de Spaanse officier Alfonso Cacho de Caupulo, en meende niet anders te kunnen handelen, nadat haar ouders hadden ontdekt wat de ogenschijnlijk onschuldige bezoeken van Alfonso teweeg brachten bij Catharina. Zij hadden hem dood gewaand na een overlijdensbericht, en dochter lief was tot hun schrik ontroostbaar geweest (de ontdekking). Nadat hij plotseling uit de dood herrezen was, werden verdere contacten met hem verboden. De trouwbelofte was al gedaan…
De hierboven beschreven schaking is een voorbeeld van ‘doorgaan’, dat wil zeggen met medewerking van de vrouw. Schaking kwam in de vroegmoderne tijd met enige regelmaat voor, in de Republiek gemiddeld eenmaal per jaar. Het was een gebeurtenis die de familie van de jonge vrouw in kwestie en de gehele gemeenschap hevig in beroering bracht. Er werd dan ook hard over geoordeeld. De schaker kon in principe de doodstraf krijgen, hoewel dat in de praktijk nauwelijks voorkwam. Hij kon ook worden verbannen met confiscatie van zijn bezittingen. Maar het kon ook gebeuren dat men tot overeenstemming kwam en het paar in het huwelijk kon treden.
Rolf Hage ontdekte dat er naar schaking in de Republiek nog geen omvangrijk onderzoek was verricht en dat het fenomeen vooral was bekeken vanuit rechtshistorisch perspectief. Hij besloot een andere invalshoek te kiezen en te onderzoeken hoe eer een rol speelde in het verloop van de schakingen. Hij onderzocht het tijdsbestek 1580-1795 in archieven door het hele land, procesdossiers en literaire bronnen, en vond vermeldingen van 187 gevallen, waarvan er 70 hier zijn verwerkt.
Hage gebruikt het woord schaking als overkoepelend begrip voor doorgaan, ontschaken, vervoeren, wegvoeren, maar ook in engere zin voor het moment van de wegvoering zelf. Ook is van belang te weten dat alleen de schaking van minderjarigen is onderzocht. In Holland werden vrouwen met 20 jaar meerderjarig, mannen met 25 jaar. Daarna kon men zonder toestemming van de ouders huwen. De leeftijd van meerderjarigheid verschilde wel weer per provincie. Ook was er meestal een standsverschil tussen de jonge man en de jonge vrouw: hij zat in een andere ‘eergroep’.
De kernvraag in deze studie luidt: waarom vond schaking plaats, en het antwoord op deze vraag wordt dus gezocht in eer. De vraag brengt andere vragen voort als: ‘Welke vormen van schaking zijn te herkennen en op grond van welke criteria?’ (p. 15), en andere onontbeerlijke kwesties betreffende het verloop van diverse schakingsvormen, de maatschappelijke functie, de invloed van geloof.
Er is een heel hoofdstuk geweid aan het onderzoeken van eer en eerbegrippen, inclusief paragrafen over de juridische kanten van schaking. Men meent wellicht dat eer en eerconflicten alleen voorkomen in archaïsche maatschappijen. Maar, en dit vond ik een eyeopener, eer is universeel, een ‘veranderlijk cultureel concept’ (p.33). Het speelt ook in onze huidige maatschappij, maar om schaking in de vroegmoderne tijd op eer te onderzoeken, lijkt in ieder geval een goed idee te zijn geweest. We lezen: “Naar ’t leven is niet kostelijker als de Eer, ende het gevoelen dat een ander van ons heeft” (p.34). Begrippen als eergroep, familie-eer en eerstrategie worden besproken. Het begrip eervertoog (discussie, beoordeling) is cruciaal in deze studie. De schrijver stelt dat rond schaking een specifiek eervertoog ontstond. Dat noemt hij het schakingsvertoog (de jongeman was uit op het vermogen, de dochter was door hem verleid, etc.) én tegenvertoog (de dochter werd slecht behandeld thuis, het was oprechte liefde, etc.). De schrijver maakt op zoek naar patronen in de schakingen ook gebruik van het figuratiebegrip van socioloog Norbert Elias. Figuraties worden onder andere omschreven als ‘maatschappelijke knooppunten’, maar wat het precies is, wordt duidelijk in de vijf schakingsfiguraties die Hage heeft gedestilleerd uit zijn 70 schakingen.
Het boek is voor een groot deel naar deze vijf schakingsfiguraties (tevens hoofdstukken) geordend, met steeds een bespreking van één casus en voorbeelden van soortgelijke schakingen. Het gaat om de volgende schakingsfiguraties: ontdekking, overrompeling, weigering, eigenrichting, familieruzie. De ontdekking zagen we al in het geval van Catharina Bruijninck. Een kanttekening hierbij is dat deze figuratie ook wordt gerekend onder ‘familie kent jongeman niet’ (tweedeling van schema p. 107), maar in dit geval wordt waarschijnlijk bedoeld: familie is niet op de hoogte van liefdesrelatie. In ‘De overrompeling’ wordt de relatie pas ontdekt nadat het paar net is vertrokken, de familie daarmee overrompelend. Bij ‘De weigering’ is familie op de hoogte van de relatie, maar weigert een huwelijk toe te staan. Bij ‘De eigenrichting’ wordt de weigering van de ouders geaccepteerd door het meisje, maar niet door de man. Zij werkt niet mee aan de schaking. Hier wordt de casus opgevoerd van de beruchte en gewelddadige schaking van Catharina van Orliens door Johan Diederik de Mortaigne uit 1664. In ‘De familieruzie’ wordt de dochter meegenomen door familie of voogd en niet meer teruggebracht. Zij wordt uitgehuwelijkt tegen de wil van ouders (of voogd).
Tot zover de schakingen, spannende verhalen om te lezen, maar vaak met een tamelijk confuus verloop. Bekeken echter door de bril van eer en eerposities, wordt er ineens veel duidelijk. Hage laat zien wat er eigenlijk gebeurt in het proces van een schaking: er vindt erehandel plaats.
Om de eerposities en erehandel uit de schakingsfiguraties te verifiëren en te nuanceren is ook onderzoek gedaan naar schakingen in kluchten. Daar leent het onderwerp zich natuurlijk ook uitstekend voor. Dit heeft ook weer een interessant hoofdstuk opgeleverd waaruit een iets ander beeld naar voren komt. Zo blijkt bijvoorbeeld dat in kluchten vaak met schaking wordt gedreigd, maar deze uiteindelijk wordt voorkomen (en niet alleen omdat de feitelijke schaking moeilijk op de planken te brengen is). Dreigen met schaking is dus een pressiemiddel.
De conclusies concentreren zich rond de veranderende eerposities van familie en paar, of familie-eer versus nieuw ontstane eerpositie van het paar, ‘Eer tegen eer’. Interessant is de invloed van het handelen van de jonge vrouw. Zij blijkt de spil te zijn in het verloop van de schaking. Opvallend, want dit staat in schril contrast met het negeren van haar rol en wil in het schakingsvertoog van de familie en het oordeel van de rechter. Zelfs bij ‘doorgaan’ wordt haar eigen vrije wil vaak volledig ontkend.
Vraagstelling, behandeling van literatuur, cijfers en tabellen, de inzet van begrippen als eer en figuratie, laten afgezien van een paar slordigheden, geen twijfel: het gaat hier om een dissertatie, althans de handelseditie ervan. Achterin het boek is ook een Engelse samenvatting opgenomen en er zijn verschillende lijsten, zoals van geschaakte ongehuwde vrouwen per gewest en per jaar, waarvan de geschiedenis indien bekend, niet in bijlagen, maar op een website te vinden zijn. Vanzelfsprekend zijn er lijsten van literatuur en gedrukte werken van vóór 1800, een lijst van archieven en collecties, maar ook heel modern, een lijstje van geraadpleegde websites. Bijzonder nuttig is de index op personen en plaatsen én relevante eerbegrippen en wetten. Het boek is een goed uitganspunt voor vervolgonderzoek. In de conclusie zijn voorstellen gedaan om bijvoorbeeld eerfiguraties te onderzoeken bij diverse maatschappelijke verschijnselen ten tijde van de Republiek, en schaking te onderzoeken in het tijdperk van vóór de Reformatie, toen de schaakstukken weer anders stonden.
Trefwoorden: Nederland, Republiek, Ancien Regime, schaking, eer, cultuurgeschiedenis, rechtspraak