Koopmanszoon Michiel Heusch op Italiëreis
Brieven van het thuisfront (1664 - 1665)
Marijke van der Wal
252 pp, € 29,-
isbn/issn: 978-90-8704-775-7
geïllustreerd

Koopmanszoon Michiel Heusch op Italiëreis

(recensie: Drs. Martha Catania-Peters)

 Marijke van der Wal, Koopmanszoon Michiel Heusch op Italiëreis. Brieven van het thuisfront (1664 - 1665) (Hilversum: Verloren, 2019), 252 blz., geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-775-7, € 29, -

Michiel Heusch, koopmanszoon uit Hamburg, maakte in de jaren 1664 en 1665  een grand tour, de in de hogere kringen gebruikelijke rondreis door Italië. Zijn vader, een aanzienlijk koopman, liet hem daar echter niet alleen ‘rariteijten’ (brief 21) bezichtigen, waarover we dan ook niet veel lezen in zijn vaderlijke directieven. Het is duidelijk dat Michiel Heusch sr. niet alleen een plezierreisje voor zijn zoon had uitgestippeld. Michiel moest Italiaans en Frans leren en ook bekend raken met het handelsnetwerk van zijn vader. Verder wachtten hem in Genua een aantal lastige zaken die hij moest zien op te lossen. Dat hij van Rome naar Genua via allerlei steden, nog een omweg nam naar het carnaval in Venetië, zag vader met lede ogen aan. Heusch sr. was met 47 van de 51 brieven de belangrijkste scribent van de Heusch-correspondentie. Vier andere brieven zijn van moeder, zus Elisabeth, neef Gerard en een oom. De vader hield zijn zoon voortdurend op de hoogte van familiezaken, nieuws uit Hamburg, de pestepidemie die daar woedde, en internationaal nieuws. Maar het meest gaan de brieven toch direct of indirect over de handel. Michiel vertegenwoordigde zijn pa in allerlei zaken. De brieven vertellen hoe hij bepaalde transacties moest afhandelen, wie te vertrouwen en hoe zich te gedragen: “Tis best men alles met soeticheijt in vrintschap soeckt aff te maken best dat men kan.” (brief 45)

Vóór onze moderne communicatiemiddelen hadden kooplieden een dagtaak aan het schrijven van hun handelsrelaties. Ik meen zelfs in drievoud, één kopie voor het archief en twee brieven die ieder een andere route aflegde, voor als er eentje zoek mocht raken. Nu had Heusch sr. een merkwaardige manier van archiveren; mogelijk had hij genoeg van al dat geschrijf. Hij liet zijn zoon de brieven namelijk terugsturen, zoals blijkt uit brief 26, waarin hij moppert dat Michiel dat slordig heeft gedaan (via Henrick Poorten). Ook de 51 Heusch-brieven zijn door Michiel vanuit Genua per schip naar huis verzonden vlak voor zijn vertrek naar Frankrijk. Maar het schip werd met brieven en al gekaapt, gevolg van de Tweede Engelse oorlog (1665-1667). En dat terwijl Heusch sr. zo betrokken was geweest bij het gezantschap dat in Engeland vrij handelsverkeer voor Hamburg zou bepleiten. Ook had hij de veilige route om Engeland heen, in plaats van door het Kanaal in zijn brieven meermalen genoemd. Wat zal hij gemopperd hebben! Rest de vraag of het terugsturen van brieven gangbaar was. De eerste en laatste brieven van de reis, kop en staart, ontbreken overigens.
 
Marijke van der Wal, bijzonder hoogleraar Geschiedenis van het Nederlands aan de Universiteit Leiden, initieerde het onderzoeksprogramma Brieven als Buit/Letters as Loot. Towards a non-standard view on the history of Dutch (2008-2013). Hier werden brieven onderzocht van de zogenoemde Prize Papers, documenten van in beslag genomen schepen, die onder anderen dienden als bewijs dat schepen met hun lading vijandelijke buit waren. In dit kader werd in The National Archives te Londen de Heusch-correspondentie ontdekt, en Van der Wal besloot er een uitgave van te maken. De keuze voor deze brieven wordt gemotiveerd met onder meer de bijzondere taalcontactsituatie van de scribenten, namelijk het Nederlands in een Nederduits-talige omgeving. De migrantenfamilie Heusch behoorde tot de tweede of derde generatie afstammelingen van kooplieden die na de val van Antwerpen naar Hamburg waren gevlucht. Nederlands was in deze groep gangbaar gebleven en werd gebezigd tot in de Beurs van Hamburg toe. Voor historisch-sociolinguïstisch onderzoek is dat interessant. Taal en meertaligheid is dan ook richtinggevend geweest bij onderzoek en transcriptie van de brieven. Zo wordt naar interferentie van het Nederduits en Hoogduits gezocht, de sporen van het taalcontact in de brieven getraceerd. Maar ook de ellips (weglating van een of meer woorden), aanspreekvormen, het formulaire taalgebruik aan het begin en einde van de brieven, krijgen aandacht. Het is vooral een talige invalshoek, die zonder dat dit expliciet wordt uitgelegd, van de gangbare paleografische aanpak bij veel transcripties verschilt. Het transcriberen van de brieven is overigens gedaan door vrijwilligers van het door Van der Wal opgezette transcriptieproject Wikiscripta Neerlandica.
 
De brieven hebben een hoge moeilijkheidsgraad, doordat alle zinnen zonder interpunctie aan elkaar zijn geschreven en door het veelal ontbreken van het onderwerp (de ellips daarvan, ook bij de tweede persoon). In het eerste deel ‘Achtergrondstudies’ (pp.7 - 66), wordt dit uitgebreid behandeld. De veertien hoofdstukken die de lezer daar voorbereiden op de Heuschbrieven gaan onder anderen over de hoofdrolspelers, familiegeschiedenis, migratieachtergrond, de reis, geografische context, handelsnetwerk, berichten over ziekte en overlijden van grootmoeder, en de talige aspecten. Een constante in de brieven is verloop en aantal slachtoffers van de pest, waarvan zelfs een tabel kon worden gemaakt. Opmerkelijk is het verbod op het dragen van lange rouwmantels als preventiemaatregel.
 
In de hoofdstukken van het tweede deel ‘De brieven’ (pp. 67–235), met nog een inleiding over transcriptie en editie, worden clusters van brieven onder één noemer gebracht en van een inleiding voorzien. De brieven worden ter linker- en rechterzijde van de brede bladzijden overzichtelijk vergezeld van noten die passages nog verder verduidelijken. Zo zijn de lastige handschriften begrijpelijk gemaakt voor de lezer. Deze kritische transcriptie is dicht bij het origineel gebleven, wat de historische sensatie ten goede komt, maar er is noodzakelijkerwijs wat meer water bij de wijn gedaan dan bij de diplomatische transcriptie van het oorspronkelijke onderzoek. 
 
Het meest voorkomende onderwerp in de brieven, die werden geschreven van 4 juni 1664 tot 10 mei 1665, is dus de handel, interessegebied van vader en zoon. Van der Wal heeft daar de nodige aandacht aan gegeven. Maar informatie, uit een nauwelijks één jaar durende eenzijdige correspondentie met slechts één recipiënt, is natuurlijk onvoldoende om de handel in zijn geheel te kunnen beoordelen. Uit andere bronnen is echter wel iets bekend over het succes en de winsten van Heusch sr. en zijn vader Peter Heusch (p.17). En als men toch hierover de brieven wil raadplegen, dan is er veel voorwerk gedaan met het ontcijferen van transacties, de valuta, maten en gewichten, die soms wel in codetaal lijken te zijn geschreven. Tot waar het handelsnetwerk reikte, wordt verteld in Deel 1, maar komt ook uit de brieven naar voren: Rusland, Engeland, Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje. Er werd handel gedreven in onder anderen metalen, was, zout, tarwe, rijst, krenten, amandelen, zijde, olijfolie en citroenen. Heusch sr. neemt soms ook deel aan parten-rederijen, waarbij gezamenlijk een schip wordt gefinancierd. en ik meen dat er af en toe sprake is van commissiehandel. Die handel had weinig risico, maar ook weinig winst, dus dat zal niet de hoofdmoot zijn geweest. Volgens Van der Wal behoorde Heusch sr. tot de grote Hamburgse kooplieden. Het feit dat hij de eerste president werd van de Commerzdeputation, voorloper van de Hamburgse Kamer van Koophandel (tegen zijn zin overigens), zegt ook wel iets over zijn goede naam en faam.
 
Zoals gezegd, de noten links en rechts van de brieven geven een mooie bladverdeling. Daarbij is de hele lay-out goed doordacht en zijn er fraaie prenten en schilderijen opgenomen die de inhoud van de brieven verlevendigen. Er is een namenlijst, een bibliografie, kaartjes van de reisroute, en op de voorkaft is een portret van Heusch sr . te zien, brief in de hand, met als achtergrond een tekening van de Engelenburcht in Rome. Zijn zoon zal deze burcht vast bezocht hebben, maar zoals gezegd, de brieven gaan meer over handel en nieuws van het thuisfront dan over bezienswaardigheden van Michiels grand tour. Zoonlief werd klaargestoomd voor het opvolgen van zijn vader. Hij stierf echter vroeg, in 1667. Had hij het tijdstip van zijn dood vooruit geweten, dan was hij vast nog wat langer op het Venetiaanse Carnaval gebleven en zijn vader zou hem misschien nog ‘diverse platsen’ en wat meer ‘rariteijten’ hebben laten bezichtigen (brieven 16, 21). Michiel Heusch sr. had dan nog heel wat jaren voor de boeg. Hij behaalde de respectabele leeftijd van 83 jaar.
 
Drs. Martha Catania-Peters, marthacatania@gmail.com             
 
Trefwoorden: Hamburg, Italië, 17e eeuw, grand tour, handel, egodocument, taalcontact, migranten