In de maat en uitde pas
Utrechtse dorpsbesturen 1780 - 1813
Wim van Schail
288 pp, € 29,-
isbn/issn: 978-90-8704-765-8
geïllustreerd

In de maat en uitde pas

(recensie: Tessa Nagel M.A.)

 Wim van Schaik, In de maat en uit de pas. Utrechtse dorpsbesturen 1780-1813, Hilversum, Verloren, 2019, 288 pp, ISBN 978-90-8704-765-8, € 29,-.

Microgeschiedenis is een onderdeel van de historiografie waar de school van de Annales een groot voorstander van is. Deze school komt op in de jaren ’30 van de twintigste eeuw, maar krijgt na de Tweede Wereldoorlog meer aanzien. De belangrijkste kritiekpunten op de traditionele geschiedschrijving van deze groep historici zijn dat deze teveel gericht is op de elite en te weinig op de gewone mens en daarnaast te weinig gebruik maakt van andere wetenschapsgebieden in het onderzoek. Wim van Schaik lijkt zich in zijn proefschrift In de maat en uit de pas naadloos aan te sluiten bij deze school. Hij doet onderzoek naar de besturen van Utrechtse dorpen in de periode 1780-1813. Hierbij stelt hij zichzelf de vraag wat de gewone dorpeling merkte van de landelijke politieke veranderingen in deze tijd. Daarnaast worden uitvoerig de rechtspraak en de wetgeving inhoudelijk behandeld, waarmee ook naar andere wetenschapsgebieden verwezen wordt. Het past dus erg goed dat Van Schaik van huis uit bedrijfseconoom en jurist is.

De jaren 1780-1813 waren roerige jaren waarin, politiek gezien, veel gebeurde. De algemene tendens op bestuurlijk gebied was dat er centralisatie plaatsvond, zeker na de invoering van het koninkrijk. Naar hoe de steden functioneerden tijdens deze periode is al veel onderzoek gedaan; de dorpen zijn vooralsnog buiten beschouwing gelaten. Daar bestond een relatief grote zelfstandigheid, omdat de bestuursbevoegdheden bij de eigenaar van de grond lagen. De verwachting is echter dat landelijke ontwikkelingen ook op dit niveau zichtbaar zijn. Daarnaast moet het belang van het platteland niet onderschat worden, ook al gebeurde dat in de literatuur vaak wel en werd er over het platteland meewarig geschreven. Zo moet men niet vergeten dat in 1580 in Utrecht, een zeer verstedelijkt gewest, 26.000 mensen op het platteland woonden en 37.000 in steden. In 1795 waren deze aantallen respectievelijk 47.600 en 45.304.
 
De hoofdvraag van dit proefschrift is: “was er sprake van continuïteit dan wel verandering in samenstelling, beleid en zeggenschap van de besturen op het Utrechtse platteland, 1780-1813”   (blz. 27). Anders gezegd, hoe passen de lokale gebeurtenissen in de landelijke ontwikkelingen. Onder dorpsbeleid wordt daarbij verstaan het beleid waarop het plaatselijk bestuur een kennelijke invloed heeft gehad, zoals uit de vastlegging ter zake is af te leiden. De te onderzoeken periode wordt in drie fasen ingedeeld: de Republiek, de Bataafs-Franse tijd en het koninkrijk. Per fase zijn er drie hoofdstukken: de organisatie en geldende regelgeving, de samenstelling van de besturen en het dorpsbeleid in die tijd. Om het onderzoek werkbaar te maken, is gekozen voor een aantal dorpen in Utrecht: Amerongen met daarbij Ginkel en Elst, Lopik en Lopikerkapel, Maarssen, Soest en de Birkt, en Westbroek. Voor deze dorpen is gekozen vanwege de spreiding op geografisch, sociaal, religieus en economisch vlak.
 
De negen hoofdstukken vormen een nauwgezette uiteenzetting over het dorpsleven in de te onderzoeken periode. De verschillen tussen de dorpen waren groot, waardoor een vergelijking soms moeilijk te maken is. Sommige gebeurtenissen zijn zo uitgebreid gearchiveerd en door Van Schaik zo smakelijk verteld, dat het zeer hedendaags aanvoelt. Dat komt ook doordat de thema’s die op lokaal niveau spelen van alle tijden zijn. Zo had Amerongen in de jaren 1780 erg veel last van zich misdragende jeugd, waarop de jeugd ’s avonds niet meer op straat mocht komen en er een dienaar van justitie op af gestuurd werd om ze “bij de kop te vatten en op water en brood te zetten” (blz. 114). Dit werkte niet, waarna andere maatregelen zoals extra surveillance en een vuurwerkverbod werden geprobeerd.
Uiteindelijk kan geconcludeerd worden dat er in de Utrechtse dorpsbesturen in deze tijd een grote mate van continuïteit was, zowel wat samenstelling betreft als beleid. De aansturing van het centraal beleid werd weliswaar sterker, maar de dorpen wisten hun eigen weg hierbinnen te vinden. Vandaar de toepasselijke titel: in de maat en uit de pas. Wat betreft de school van de Annales loopt Wim van Schaik vooral in de maat: zowel aan de geschiedenis van de gewone mens als aan andere wetenschapsgebieden wordt in dit proefschrift ruimschoots voldaan.
 
Tessa Nagel MA tessanagel@gmail.com
 
Trefwoorden: Nederland, Utrecht, 1780-1813, Politiek, Microgeschiedenis, Dorpsbesturen..