Pieter van Schelle (1749 - 1792)
(recensie: Drs. Marieke Bos)
Jacques Baartmans, Pieter van Schelle (1749-1792), veelzijdig en verlicht, Uitgeverij Verloren, Hilversum 2019, ISBN 978-90-8704-777-3, 228 pagina's, geïllustreerd, € 19-
Jacques Baartmans, auteur van vele artikelen over de patriottentijd en een aantal biografieën heeft een nieuwe biografie geschreven over een opmerkelijke achttiende-eeuwer, Pieter van Schelle. In zijn ondertitel beschrijft hij deze Pieter als veelzijdig en verlicht. Een van de centrale vragen die Baartmans zichzelf stelt, is of hij een verlichte geest was in de opvattingen van zijn tijd. Veelzijdig was Van Schelle vanuit het perspectief van nu zeker. Hij combineerde zijn professionele carrière telkens met een literaire ambitie, had bijvoorbeeld een opvallende mening over het eten van vlees, koos voor de democratische stroming als patriot, vluchtte en vestigde zich in Duinkerken om daar een succesvolle uitgever te worden. Baartmans behandelt in zijn biografie het leven chronologisch en tracht telkens dit leven te koppelen aan een specifiek aspect van zijn schrijverschap.
Pieter van Schelle, gedoopt op 14 juli 1749, was de zoon van de Rotterdamse lakenkoper Gijsbert van Schelle (1714-1788) en Sara Hovendaal (1723-1806). Hij begon op de jonge leeftijd van 15 jaar met zijn studie geneeskunde aan de Universiteit van Leiden, stortte zich in het studentenleven en besteedde ook een deel van zijn tijd aan dichten en vertalen. Politiek had Van Schelle nog geen patriottische keuze gemaakt. Hij vertaalde een gedicht waarin hij de stadhouder en zijn vrouw gelukwenste met de geboorte van hun zoon, de latere koning Willem I
Op 24-jarige leeftijd sloot hij zijn medische studie in Leiden af met een opmerkelijke dissertatie met de titel De
Homine nequaquam naturaliter animali pantophago. In dit proefschrift beargumenteerde hij waarom de mens van nature geen vleeseter was. De mens had veel gelijkenis met de aap en die zou volgens hem alleen plantaardig voedsel eten. Daarnaast waren volgens hem de nagels en handen van de mens van nature niet geschikt voor het klaarmaken van vlees voor consumptie. De mens moest hiervoor allerlei hulpmiddelen gebruiken.
Na zijn promotie vestigde Van Schelle zich als arts in Leiden. In 1783 werd hij zelfs stadsdokter aldaar. Een stadsdokter hield zich in die tijd bezig met de geneeskundige verzorging van armen, ondersteuning op medisch gebied van het stadsbestuur en bewaking van de kwaliteit van de gezondheidszorg van de stad. Daarnaast bleef hij literair actief. Op verzoek van de Haarlemse rederijkerskamer Trou moet Blycken schreef hij een reeks Heldinnengedichten, een redelijk populair genre: fictieve brieven op rijm van een mythologische of historische figuur – vaak een vrouw, vandaar de naam. Hij werd een van de belangrijke auteurs in dit genre. Inspiratie voor deze gedichten waren bij hem een aantal Bijbelse verhalen. Postuum zijn deze Heldinnengedichten in 1825 uitgegeven door de dichter Willem Bilderdijk. Deze waardeerde hem om zijn kwaliteiten als dichter; met zijn politieke standpunten kon Bilderdijk zich niet verenigen.
Baartmans gaat in een tweetal hoofdstukken nogal diep en iets te gedetailleerd in op de Heldinnengedichten en op de bewerking van het toneelstuk Agon, sulthan van Bantam van Onno Zwier van Haren. Dit toneelstuk gaat over de Agoeng van Bantam, die regeerde van 1651-1682. Het toneelstuk in vijf bedrijven was geschreven vanuit het standpunt van de Javanen en was kritisch ten opzichte van de Nederlandse overheerser. Rond 1785 was hij lid geworden van Kunst wordt door Arbeid verkregen. Voor het merendeel waren de leden van deze club patriotten. Ook hij voelde zich aangetrokken tot hun democratische ideeën en schreef vervolgens mee aan uitgaven waarin de patriottische ideeën en de bezwaren tegen Oranje uiteen werden gezet.
In 1787 werd de democratische patriottenopstand in de Republiek neergeslagen. Stadhouder Willem V kreeg hierbij steun van het Pruisische leger en herstelde zijn macht. Veel van de patriotten zochten een veilig heenkomen in het buitenland: de Oostenrijkse Nederlanden, Frankrijk of zelfs Amerika. Van Schelle vluchtte in eerste instantie zonder zijn gezin naar Antwerpen. De Franse regering erkende de uitgeweken patriotten als politieke vluchtelingen en gaven hun financiële bijstand. Van Schelle werd lid van een commissie die in opdracht van de Franse regering een geschikte locatie zocht voor het vestigen van een vluchtelingenkolonie. Van deze zoektocht is een verslag bewaard gebleven in het Nationaal Archief. Noord-Frankrijk en de omgeving van Duinkerken waren volgens deze commissie geschikt, omdat daar ook Nederlands werd gesproken. Van Schelle vestigde zich met zijn gezin in Duinkerken. Financieel werd hij bijgestaan door de Franse regering, maar hij wilde weer aan de slag als arts. Na enige tijd lukte het hem om zijn diploma’s erkend te krijgen en zijn praktijk voort te zetten. Hij ging verder met schrijven en publiceren, kreeg toestemming van de Franse regering om een uitgeverij te starten. Er werden afspraken gemaakt, zodat hij de bestaande uitgeverijen in Duinkerken niet beconcurreerde. Zijn bedrijf De Hollandsche Drukkerij Van Schelle & Comp. te Duinkerken was succesvol. Hij drukte veel werk dat in de Republiek niet gedrukt kon worden. De Duinkerkse Historische Courant was het belangrijkste drukwerk dat bij Van Schelle & Comp verscheen. Van Schelle hield zich afzijdig van de discussies tussen de gevluchte patriotten, wat hem zakelijk ten goede kwam. Helaas kon hij maar kort genieten van zijn succes als ondernemer, want op 28 februari 1792 overleed hij aan een ernstige longziekte. Zijn vrouw Charlotte Pasteur hertrouwde met Anthony van Linden, ook een gevluchte patriot, die hem opvolgde als directeur van de drukkerij en uitgeverij. Na terugkeer in 1795 in Holland werd hij directeur van Lands Uitgeverij in Den Haag, de staatsdrukkerij.
In het laatste hoofdstuk kijkt Baartmans naar de nalatenschap van Pieter van Schelle en komt tot de conclusie dat hij een ‘verlicht’ burger was. Volgens Baartmans blijkt dat uit zijn keuze van de onderwerpen van zijn literaire werk. In zijn Heldinnengedichten is hij een verlicht christen. De Bijbel is inspiratie om een verhaal te vertellen. Zijn heldinnen zijn personen met puur menselijke emoties. Het is geen theologisch betoog. Baartmans komt daarnaast tot de conclusie dat Van Schelle meer moet worden gezien als schrijver dan als patriot. Zijn politieke rol was bescheiden en dienstbaar aan wat hij zag als de goede zaak voor het vaderland. Zijn medepatriotten beschouwden hem als betrouwbaar. Van Schelle koos geen partij in het onderlinge gekrakeel tussen de patriotten in ballingschap. Vlak na zijn overlijden eerde Gerrit Bacot hem met een uitgave van een gedeelte van zijn oeuvre en in een lyrisch In memoriam beschreef hij Van Schelle als een ‘verlichte’ vaderlander.
Baartmans heeft vele mooie details gevonden over het leven van deze boeiende persoon met een gevarieerde loopbaan. Het boek is fraai geïllustreerd met afbeeldingen van personen die een belangrijke rol in die loopbaan speelden en titelpagina’s van diverse uitgaven. Helaas is er geen beeltenis bekend van Pieter van Schelle zelf.
Drs. Marieke Bos, mhfbos@gmail.com
Trefwoorden: Nederland, Zuidelijke Nederlanden, Leiden, Duinkerken, 18e eeuw, Patriottentijd