Nonnen verdreven door geuzen
(recensie: Aron de Vries)
Raymond Fagel en Joke Spaans, Nonnen verdreven door geuzen. Cathalina del Spiritu Sancto’s verhaal over de vlucht van Nederlandse clarissen naar Lissabon (Hilversum, Verloren, 2019) geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-801-3, 181 pag., € 25,-
In doodsangst verkeerden de nonnen te Hoogstraten in 1581. Er kwamen “woeste en wrede mannen die God niet vreesden en mannen en vrouwen niet respecteerden”, waardoor de kloosterlingen zich verstopten in de kelders. “Gedurende zeven dagen en zeven nachten waren we uiterst stil en baden we onze getijden in het geheim zonder de klok te luiden, zonder vuur te maken, zonder licht, zodat niemand zou merken dat er zich binnen levende mensen bevonden. Gedurende de dag gingen we niet naar bed en sliepen we niet. We bleven allemaal samen zitten en wie kon sliep eventjes kort. Er was geen eten behalve een enkel stuk brood.” Zo behield men het leven, vertrouwen stellend in God en Onze-Lieve-Vrouwe van de Kroon, de patrones van het klooster (pag . 60-61).
Aan het woord is de claris Cathalina del Spiritu Sancto die zeer kleurrijk vertelt wat ze op jonge leeftijd meemaakte. Haar verhaal werd in 1627 te Lissabon gedrukt voor een Spaanstalig publiek. Dat wilde natuurlijk weten wat er precies gebeurde in die vermaledijde opstandige Nederlandse gewesten. Dit verhaal is nu voor het eerst in een Nederlandse vertaling beschikbaar. Cathalina beschikte over een vaardige pen waardoor haar verslag prettig leest. Bovendien waren er weinig vrouwen die in de zeventiende eeuw over de Opstand schreven, doorgaans toch het werk van mannelijke kroniekschrijvers, die vooral beschreven hoe de Republiek zich ontdeed van het Spaanse juk.
Cathalina beschrijft niet alleen wat ze zelf meemaakte, maar ook hoe een groep Alkmaarse clarissen haar klooster moest verlaten, zuidwaarts reisde en in Lissabon terecht kwam in het klooster Nossa Senhora da Quitação, dat haar geschonken werd door koning Filips II. Ook Cathalina kwam hier terecht en zou er later abdis worden. Maar ze beschrijft ook de vervolging en het martelaarschap van priesters en kloosterlingen in andere plaatsen in de Nederlanden. Men moet dan bijvoorbeeld denken aan de Martelaren van Roermond of de beschrijving van de geuzen te Geertruidenberg, die “als woeste en wilde leeuwen” de stad binnendrongen, “en ze drenkten hun zwaarden in het bloed van vele geestelijken en soldaten van Zijne Majesteit die ze tegenkwamen op de straten”(pag. 36).
Het werk is vertaald door Raymond Fagel. Dat is over het algemeen goed gedaan, maar bevat soms enkele schoonheidsfoutjes. Dat viel me bijvoorbeeld op in het verhaal van de Martelaren van Gorcum. Als archivaris te Gorinchem heeft dat nu eenmaal mijn belangstelling. Cathalina schrijft dat zij “verborgen zich in een fort dat tegen de muur van de stad stond, bij de rivier, op uitnodiging van de kapitein van het fort, die zelf een zeer katholiek man was …” (pag. 30). Het woord “fortaleza” kan betekenen fort, vesting of burcht. Hier had Fagel duidelijk moeten kiezen voor burcht, omdat men zich verschanste in kasteel “De Blauwe Toren”. En die kapitein kennen we in de geschiedschrijving als drossaard Caspar Turck. Nu wijst het begrip drossaard vooral op zijn bestuurlijke functie, terwijl hij hier militair optreedt. Hierdoor vind ik de vertaling van kapitein te verdedigen – immers in het Spaans staat er ook “capitan” – maar dit had ik in een noot verduidelijkt willen zien. De annotatie is nogal summier en het ontbreken van de Spaanse tekst is spijtig, maar die valt gelukkig op Internet te raadplegen.
Naast Cathalina’s verhaal bevat het boek ook een drietal interessante bijdragen. Joke Spaans laat zien dat er meer kloosterlingen waren die hun geestelijke leven elders succesvol wisten voort te zetten. Hier (pag. 94) staat wel de storende fout dat de Martelaren van Gorcum in 1572 werden opgehangen in Gorinchem (Gorcum). Dat gebeurde echter in een turfschuur van het leegstaand Sint-Elisabethklooster te Rugge net buiten Den Briel.
Raymond Fagel schetst Cathalina’s familiegeschiedenis en de nauwe band tussen het Habsburgse Huis en de clarissenorde. In zijn bijdrage wordt ook getoond hoe de Nederlandse handelskolonie in Lissabon het klooster ondersteunde. De kerk van het klooster bestaat nog altijd en is prachtig gedecoreerd met achttien tegeltablaus.
De Portugese kunsthistoricus João Miguel Simões gaat in op de geschiedenis van het klooster en het bewaarde erfgoed. In een prachtig kleurenkatern kan men onder andere die tegeltableaus bewonderen. Dit deel van het boek geeft een afgewogen bredere context aan het verhaal van Cathalina.
Drs. Aron de Vries
Kazemat 14
4207 EN Gorinchem
Trefwoorden: Nederland , 16e eeuw, Opstand, Geuzen, Clarissen, Portugal, kloostergeschiedenis, kunstgeschiedenis.