De reeks Memorandum is opgericht om Oudfranse teksten toegankelijk te maken voor studenten Nederlands, mediëvisten en in de Middeleeuwen geïnteresseerde leken. Voor de vertalingen worden teksten uitgezocht die belangrijk zijn vanwege hun bijdrage aan de Europese literatuur ofwel vanwege hun relatie met Middelnederlandse teksten en genres. Voor deze reeks teksten vertaalde Marijn Rus delen van het werk van de 15de-eeuwse Antoine de la Sale.
Tijdens zijn lange loopbaan zwierf De la Sale langs menig adellijk hof en werkte hij als onderhandelaar, landvoogd en huisleraar. Hij bezocht grote delen van Europa en toonde belangstelling voor de wereld om hem heen. Tijdens zijn leven schreef De la Sale enkele boeken om adellijke jongemannen te onderrichten in hun ridderlijke taken. In deze werken zijn ook verschillende persoonlijke reisimpressies te vinden.
Martijn Rus heeft ervoor gekozen om slechts delen van de werken van De la Sale te vertalen. Hij typeert het werk als ‘een lijvige en loodzware handleiding’ en ‘een pedagogisch en moeilijk verteerbaar werk’ (blz. 8). De fragmenten die wel vertaald zijn, vallen onder de zogenaamde fantastische literatuur. Rus heeft vijf stukken uitgezocht met daarin twee lange vertellingen, een persoonlijke reisimpressie en verhalen over wonderbaarlijke zaken. In de eerste bladzijden van het boek legt hij uit wat de verhalen van De la Sale ‘fantastisch’ maakt. Rus doet dit aan de hand van drie kenmerken van fantastische verhalen. Ten eerste hebben ze altijd de gewone wereld als uitgangspunt. Ten tweede bevatten de verhalen altijd onverklaarbare gebeurtenissen die de logica te boven gaan. Tenslotte brengen ze ons na een bovenwerkelijke episode altijd weer terug naar de werkelijkheid die we kennen, zodat we weer gerustgesteld zijn. Dan zal de volgende onverklaarbare episode de lezer weer aan het twijfelen brengen. De vertaler maakt aannemelijk dat de verhalen van Antoine de la Sale voldoen aan deze drie kenmerken. Bij het lezen van de vertellingen wisselen inderdaad de 15de-eeuwse werkelijkheid en bovennatuurlijke zaken elkaar af. Zo bericht De la Sale in het verhaal ‘Het paradijs van koningin Sibille’, na de routebeschrijving naar een Italiaans dorp, dat men daar het kruid ‘honderdblad’ kan vinden, dat altijd precies honderd bladeren heeft en een bloem van stralend goud.
In de inleiding wordt uitgelegd waarom Antoine de la Sale is uitverkoren voor de reeks Memorandum. Rus stelt dat ‘in alle handboeken wordt beweerd dat de ‘fantastische’ literatuur is ontstaan aan het einde van de achttiende eeuw, en pas tot bloei kwam in de eeuw erna’ (blz. 9). Antoine de la Sale zou zijn tijd dus ver vooruit zijn. Deze redenering doet wat vreemd aan. Er zijn veel meer verhalen bekend uit de Middeleeuwen en de 16de eeuw die wonderbaarlijke zaken bevatten. Al of niet gebracht als ‘persoonlijke’ belevenissen schreef menig auteur toen over bovennatuurlijke monsters of wonderbaarlijke gebeurtenissen. Zo publiceerde Sebastiaan Munster rond 1540 platen van ‘eenvoeters’ en mensen zonder hoofd. Het wordt bij lezing van de inleiding niet duidelijk waarom Antoine de la Sale niet bij deze groep vertellers hoort. Het verschil zou moeten zijn dat deze oudere auteurs zelf geloofden in de realiteit van hun wonderbaarlijke belevenissen en de latere vertellers niet. Rus vermeldt dat de schrijver aan het eind van zijn verhaal laat weten dat zijn verhalen slechts dromen zijn of pogingen om de lezer te vermaken. Maar is de opmerking dat de verhalen ‘ter vermaak’ zijn, ook meteen het bewijs dat De la Sale ze zelf nooit heeft geloofd? Dat is niet vast te stellen. In de acht hoofdstukken van ‘Wonderbaarlijke zaken’ worden mensen in varkens en wolven veranderd en bestaan bronnen waarin je gedoofde toortsen kunt aansteken. Deze verhalen worden door De la Sale niet als fantastisch afgedaan. Zijn opmerking dat hij ze vertelt ‘ter vermaak’ (blz. 22) lijkt mij onvoldoende bewijs dat hij er niet in geloofde.
Uiteindelijk doet de discussie of De la Sale nu wel of niet trendsetter was, niet af aan zijn vertellingen. De verhalen zijn goed geschreven en bevatten veel vermakelijke zaken. Bovendien geven ze een mooi beeld van de belevingswereld van een 15de-eeuwer. De vertaling is prettig en leest makkelijk weg. Enkele verklarende noten aan het einde van elk hoofdstukje beantwoorden de vragen die de lezer misschien nog zou kunnen hebben. De noten laten ook zien dat Martijn Rus zeer degelijk te werk is gegaan, allerlei geografische en historische verwijzingen van De la Sale heeft hij minutieus nageplozen. De fantastische vertellingen uit de 15de eeuw leveren al met al dus zeker een paar uur leesplezier aan mensen die geïnteresseerd zijn in de Middeleeuwers en hun verhalen.
Drs. Saskia de Boer