Midden Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen
Het land, de bewoners en hun heren tussen 700 en 1300
B. Koene, J. Morren, F. Schweitzer
192 pp, € 20
isbn/issn: 9065507744

Midden Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen

(recensie: Martin de Bruyn)

Zoals de drie auteurs zelf aangeven in de inleiding van het hier te bespreken boek is dit niet de geschiedenis maar een geschiedenis van de Kennemerlanden (pag. 6). Hiermee maken zij de lezer duidelijk dat er eigenlijk nog meer te vertellen is over het middeleeuwse verleden van de Kennemerlanden dan zij zullen doen in hun boek. Hierdoor biedt dit boek aan de ene kant een goede inleiding op de historische ontwikkeling van dit gebied. Aan de andere kant blijft de lezer verstoken van informatie die hier misschien evenzeer op zijn plaats zou zijn als sommige andere onderwerpen die wel uitvoerig behandeld worden.

Het hoofdstuk dat handelt over de maatschappelijke verhoudingen is daarvan een goed voorbeeld. Uitvoerig gaan de auteurs in op de Friese wetgeving zoals deze is overgeleverd via de Lex Frisionum en allerlei zaken die daaraan verwant zijn zoals wetgeving, straffen en status. Het geheel wordt uitvoerig en duidelijk uiteengezet. Daarentegen wordt het ontstaan van het feodale stelsel afgedaan in iets minder dan twee pagina's (pag.51-53), terwijl dit een onderwerp is waarover de geleerden nog steeds hun hoofd breken, wat de fenomenen en begrippen feodaliteit en vazalliteit eigenlijk inhielden.

Een bijkomstig probleem van dit onderzoek is het gebrek aan bronnen uit de betreffende periode voor dit gebied, zoals de auteurs zelf ook toelichten in hun voorwoord. Hierdoor zijn zij gedwongen om vanuit een dichterbij gelegen verleden, materiaal uit de15e, 16e en 17e eeuw, terug te redeneren naar een verder verleden. Het gevaar dat hierin schuilt, is dat er zaken over het hoofd kunnen worden gezien of dat er een gat van soms eeuwen zit tussen twee jaartallen. Een voorbeeld hiervan is een transportakte uit 1828, die een vermoeden van de auteurs bevestigt, dat de Hobbesteeg als grenslijn van een pachtdeel van de korentiende uit de vroege Middeleeuwen moet worden gezien (pag.110).

Opvallend is dat er twee recente studies niet of nauwelijks vermeld worden in het boek, terwijl deze twee publicaties mijn inziens toch zeer bruikbaar zijn voor een onderzoek naar de geschiedenis van dit smalle stukje Holland. Het eerste boek, dat de auteurs niet gebruikt hebben, is de studie van K. van Vliet, In kringen van kanunniken (Walburg Pers, Zutphen 2002; recensie op de website van het Historisch Huis >Recensiebank >Middeleeuwen), die in zijn hoofdstuk over de erfenis van Willibrord en Bonifatius onder andere de rol van het klooster Echternach bespreekt. De tweede publicatie, die wel wordt geciteerd, is die van A. Janse, Ridderschap in Holland (Verloren, Hilversum 2001; recensie op de website van het Historisch Huis >Recensiebank >Middeleeuwen). Echter, in het hoofdstuk over welgeborenen is de enige verwijzing naar dit werk in de eerste noot te vinden. Verder wordt dit werk niet genoemd. De reden is dat de auteurs van mening verschillen met A. Janse ter zake van diens verklaring voor de oorsprong van de stand der welgeborenen in de Kennemerlanden. Het is hier niet de plaats om er verder op in te gaan, maar het ontbreken van deze twee recente studies mag zeker niet onvermeld blijven.

De auteurs slagen erin om het strategische belang van dit gedeelte van het graafschap Holland duidelijk over te brengen op de lezer. Het gebied was eerst de grens van het Romeinse rijk en vervolgens de grens van Holland met het Friese gebied. Aan de hand van de geschiedenis van onder andere de families van Velsen, Brederode, Haarlem en Persijn wordt het de lezer duidelijk wat voor een invloed de leden van deze families hadden in de Kennemerlanden.

Dit is een boek dat mij, nadat ik het had gelezen, met een tweeslachtig gevoel liet zitten. Enerzijds heb ik een indruk gekregen van de geschiedenis van dit smalle stukje Nederland in de context van het graafschap Holland. Anderzijds heb ik het gevoel dat er meer te vertellen is. En dat is precies wat de auteurs in hun inleiding stelden.