Het zesde deel in de reeks Jaarboeken voor Middeleeuwse Geschiedenis bevat vier uitgebreide artikelen, die diverse aspecten van de middeleeuwse samenleving behandelen. Het eerste artikel is geschreven door A-J. A. Bijsterveld en P. Trio. Zij behandelen de evolutie van het 'fraternitas'-begrip in de Zuidelijke-Nederlanden in de volle Middeleeuwen. De resultaten van het door hen uitgevoerde onderzoek zijn dusdanig omvangrijk, dat het tweede gedeelte van dit onderzoek in deel 7 van het Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis (2004) zal verschijnen. Het nadeel hiervan is dat de lezer een jaar moet wachten op het vervolg. In dit eerste deel gaan de auteurs na hoe tussen de tiende en de dertiende eeuw in en rond kloosters in de Zuidelijke Nederlanden het begrip 'fraternitas' evolueerde van "broederschap in de betekenis van gebedsverbroedering naar broederschap in de zin van een relatief autonome (leken)corporatie met een primair religieuze functie en dito activiteiten"(pag. 7-8). In het komende tweede deel van dit artikel zullen zij bekijken in welke mate de monastieke traditie van de gebedsverbroedering de ontwikkeling van autonome (leken)broederschappen heeft bepaald.
Het artikel van A. van Els behandelt de vier Romaanse reliëfs die te bewonderen zijn in de Pieterskerk te Utrecht. Deze zijn na hun vondst in 1968 teruggezet op hun oorspronkelijke plaats, namelijk op de scheiding tussen het hoogkoor en het laagkoor. Staande voor het hoogkoor ziet men aan de linkerkant de twee afbeeldingen waarop de kruisiging van Jezus en Pilatus met zwaarddrager staan afgebeeld. Samen verbeelden deze twee reliëfs de Passie. Op de twee reliëfs aan de rechterkant staan de drie vrouwen die het graf van Jezus bezoeken en het lege graf met de engel afgebeeld. Deze twee reliëfs stellen de Opstanding voor. De auteur borduurt voort op reeds gedane onderzoeken van o.a. R. Green en E. den Hartog en concludeert dat "in de voorstelling gaan theologische dogma’s, politiek-maatschappelijke spanningen, gedachtenis-elementen en geestelijk toneel een unieke verbintenis met elkaar aan" (pag. 52).
J. van Leeuwen behandelt in haar artikel de betekenis, overlevering en formulering van schepen-eden in de Lage Landen van de dertiende tot de zestiende eeuw. Zij doet dit vanuit drie invalshoeken. Ten eerste kijkt zij naar het belang van de eed voor het ritueel van de aanstelling van een nieuw stadsbestuur. Vervolgens vraagt zij zich af waarom deze mondelinge, rituele aspecten op papier werden gesteld. Als laatste kijkt zij naar de formulering van de schepen-eden van diverse steden in de Lage Landen. Zoals zij zelf schrijft, is het een eerste verkenning naar schepen-eden, hetgeen mij doet uitkijken naar het vervolg van haar onderzoek.
Het laatste artikel is van K. Goudriaan en behandelt de samenhang tussen het Leven van Liduina en de Moderne Devotie. Hij komt tot de conclusie dat de Latijnse versie van het Leven van Liduina, geschreven door Hugo van Rugge, de oudste is van de hagiografische teksten die bewaard zijn over de Heilige Liduina. Deze tekst van Hugo staat bekend als Venite en is in twee redacties bewaard: in een handschrift in Brussel en een handschrift in Wenen. Deze Hugo was kanunnik van het augustijnenklooster bij Brielle, dat was aangesloten bij de Congregatie van Windesheim. Hierdoor is het ontstaan van de hagiografische traditie van Liduina te plaatsen binnen de stroming van de Moderne Devotie. Bijzonder interessant is de eerste van de drie bijlagen die aan dit artikel zijn toegevoegd. Hierin wordt de discussie rondom de ontstaansgeschiedenis van het Leven van Liduina uitvoerig beschreven. In de tweede bijlage geeft de auteur een overzicht van de handschriften en de (post)incunabelen die er van de tekst bestaan. In de laatste bijlage geeft hij een overzicht van de hoofdstukindeling van Venite zoals die te vinden is in de twee redacties ervan.
Alle vier de artikelen in deze bundel hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat zij, ondanks hun uiteenlopende onderwerpen, begrijpelijk en duidelijk geschreven zijn. Hiervoor hoeft men geen specialist te zijn in een van de vier onderwerpen om het desbetreffende artikel te begrijpen.
Drs.J.M.de Bruyn