Handboek voor de geschiedenis van Limburg
P.J.H. Ubachs
544 pp, € 41
isbn/issn: 90-6550-097-9

Handboek voor de geschiedenis van Limburg

(recensie: Martha Catania-Peters)

'Handboek voor de geschiedenis van Limburg' omvat twee millennia geschiedenis van de Nederlandse én Belgische provincies Limburg. Dat het een handboek is genoemd heeft te maken met afwegingen die P.J.H. Ubachs bij het schrijven maakte en waarbij hij steeds het belang van de historicus liet prevaleren. In tweede instantie is het Handboek bedoeld als leesboek voor belangstellenden. Als basis heeft het de bestaande algemene en regionale literatuur. Leemten die werden aangetroffen, zijn door de schrijver steeds aangegeven en soms zijn er onderzoeksvragen geformuleerd. Daarom kan het boek ook een aanzet zijn tot verder onderzoek naar de geschiedenis van Limburg.

Het ogenschijnlijk eenvoudige onderwerp, Belgisch- en Nederlands-Limburg, is in feite nogal problematisch. Limburg is vóór 1815 een anachronisme en bestaat de facto niet. Het hertogdom Limburg valt maar nauwelijks met de beide Limburgen samen en is dus geen voorloper. Van 1795 tot 1814 is het gebied in ieder geval een politiek-administratief begrip: het kunstmatig gecreëerde Franse Departement Nedermaas met als bestuurlijk centrum Maastricht. Onder Koning Willem I is daarna even, vijftien jaar lang, het hier te bestuderen gebied een politieke eenheid: provincie van het koninkrijk der Nederlanden, voor het eerst onder de naam Limburg. Koning Willem I is naamgever. Maastricht blijft hoofdstad. Na de Belgische opstand (1830-1839) wordt Limburg in 1840 opgesplitst in een Nederlandse en Belgische provincie Limburg. Dat betekent dat de politieke geschiedenis zich daarna weer alleen laat vertellen aan de hand van twee verschillende landsgeschiedenissen.

Ubachs heeft het zo geformuleerd: 'Het beschreven gebied heet in dit boek steeds Limburg, waaronder te verstaan het gehele Nederlandstalige gebied tussen de steden Luik in het zuiden en Nijmegen in het noorden, tussen de westgrens van het oude graafschap Loon en in het oosten de rand van het Gulik-Kleefse Rijnland'. Vóór de Franse Revolutie is Limburg dan op te vatten als een 'zuiver geografisch-taalkundig begrip'. (p. 23)

Het boek volgt in grote lijnen de West-Europese geschiedenis: Oudheid en Vroege Middeleeuwen (tot c. 1000), Middeleeuwen (1000-1400), Vroegmoderne Geschiedenis (1400-1660), Moderne Geschiedenis (1660-1840) en Contemporaine Geschiedenis (1840-1975). De zes hoofdstukken zijn hierop gebaseerd. Aan de wat vreemde periodisering valt te zien dat de politieke gebeurtenissen in Limburg de maat geven aan de klassieke indeling. Zo komen rond 1660 in Limburg de oorlogshandelingen tussen Spanje en de Republiek, met de verdeling van de landen van Overmaas, pas tot een einde. In 1840 vindt de scheiding van Limburg plaats. Het lag verder in de bedoeling van de schrijver om de aandacht evenwichtig te verdelen over politieke, kerkelijke en maatschappelijke geschiedenis, wat volgens mij aardig is gelukt. Ubachs merkt zelf op dat de politieke geschiedenis wel leidraad is, waarna een citaat van Huizinga volgt, ter ondersteuning van zo'n aanpak.

Tot zover de opzet. Je kunt je afvragen of geschiedschrijving over twee millennia van een geografisch gebied dat onder de naam Limburg slechts 15 jaar een politieke eenheid was, makkelijk te verdedigen is. Het eindresultaat zal moeten spreken. 'Handboek voor de geschiedenis van Limburg' valt in ieder geval in positieve zin op door grote leesbaarheid, de ongemakkelijke constructie ten spijt. Misschien is het juist het spanningsveld, door het anachronistische begrip Limburg gecreëerd, dat de aandacht vasthoudt. Limburg is tot aan de Franse revolutie in politiek opzicht een zeer versnipperd gebied: 'als druppels op een glasruit' (169). Het bestaat uit delen en deeltjes van onder meer het graafschap Loon, de hertogdommen Brabant, Limburg, Gelre, Gulik en het Prinsbisdom Luik. Daarbij komt dat, behalve ten tijde van Karel de Grote (en in de elfde en twaalfde eeuw), Limburg steeds een randgebied is geweest: van het Duitse Rijk, van de Republiek, de Oostenrijkse Nederlanden, enzovoort. De machthebbers hadden in dat randgebied doorgaans weinig interesse, er lagen ook weinig grote belangen en er gebeurde niet veel dat de aandacht trok.

Historisch Nederland vindt al jaren dat er meer regionale geschiedschrijving moet komen als contrapunt op het hollandocentrisme. In dit boek krijgen we de gang der geschiedenis nu eens te zien vanuit het grensgebied Limburg. Vanaf de Sint-Pietersberg zien we dit keer de troepen voorbij galopperen. En dat ziet er héél anders uit. Zo heeft de tachtigjarige oorlog een ander verloop. Limburg was weinig bij de opstand betrokken en werd, als vele malen eerder in haar geschiedenis, meer strijdtoneel dan partij. Wat opvalt is dat het protestantisme van begin af aan niet erg leek aan te slaan. Uiteindelijk bepaalde de staat de godsdienst. Spaans-Limburg bleef dus katholiek en onderging de Contrareformatie (Ubachs prefereert de term rekatholisering). In de Staatse gebieden bleef gedwongen protestantisering uit. Eigenlijk veranderde er op godsdienstig terrein dus niet veel. De grootste politiek-maatschappelijke waterscheiding in de geschiedenis van het lang Middeleeuws gebleven Limburg is de Franse Revolutie. Maar de ideeën van de Verlichting lijken weer, net als ander ideeëngoed, mondjesmaat hun weg te hebben gevonden. Het diepgewortelde conservatisme is, met het katholieke geloof, een steeds terugkerend thema. Limburg kende geen perioden van grote culturele of wetenschappelijke bloei, maar de uitzondering bevestigt de regel. De paleontologie kreeg een grote impuls toen in 1766 een mosasaurus of maashagedis werd gevonden in de Sint-Pietersberg. Deze vondst werd zeer recent nog aangevuld met de vondst van een nieuwe nog onbekende soort.

Dit boek is zeker de moeite waard. Minder gelukkig blijven die passages waar veel algemene geschiedenis wordt geboden en er weinig over Limburg bekend is. Kan het zijn dat de leemtes een logisch gevolg zijn van het anachronistische begrip Limburg? Iets dergelijks suggereert Ubachs in zijn paragraaf 'Geschiedschrijving' (p. 34). Ik vraag me ook af of Ubachs op alle terreinen van de algemene geschiedenis even goed thuis kan zijn. In het eerste hoofdstuk lijkt hij nogal gepreoccupeerd met de Keltisch-Germaanse erfenis en vallen er termen als: 'de volle Germaanse Middeleeuwen' (p. 72). Het naar mijn idee lelijke woordje 'Diets' kom je in het hele boek af en toe tegen. Afgezien van deze ontsieringen: veel lof voor het zo leesbaar, interessant en precies beschrijven van de ingewikkelde politieke en politiek-kerkelijke geschiedenis van het eigenaardig versnipperde Limburg. Ook de volledigheid van het boek verdient alle aandacht: de inhoudsopgave telt acht bladzijden! Zo moet hier veel onbesproken blijven, bijvoorbeeld de economische paragrafen en het laatste hoofdstuk over onder anderen de ingroei van Limburg in Nederland, de verzuiling, de ontkerkelijking, de sluiting van de mijnen, en uiteraard Belgisch Limburg. Lof ook voor de bibliografieën: er is een algemene bibliografie geordend op onderwerp en elk hoofdstuk heeft zijn literatuuropgave in de noten of in de bibliografie van het hoofdstuk. Soms even zoeken! Er zijn lijsten van kaarten, tabellen, afkortingen en een lijst van bestuurders in Limburg; een tijdtafel en een register van personen, plaatsen en zaken. Ook is er een fotoverantwoording opgenomen. Als leesboek is dit handboek zeker geslaagd. Als handboek is het vol beloften, maar zal het zijn nut in de praktijk moeten bewijzen.