Het 64e deel in de serie Maaslandse Monografieën is gewijd aan de Limburgse pedagoog, musicus en componist Henri Hermans. In het eerste deel van het boek (11-152) wordt uitgebreid ingegaan op het leven en werk van deze Limburgse kunstenaar. Daarnaast wordt ook de geschiedenis van het Maastrichts Stedelijk Orkest (MSO) (nu Limburgs Symfonie Orkest, LSO) in al zijn facetten belicht. Niet zo verwonderlijk, want Hermans en het MSO waren onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De ondergang van de in 1873 opgerichte 'Maastrichtse Muziekvereniging', waaraan zowel een eigen orkest als een muziekschool waren verbonden, leidde in 1882 tot de oprichting van het MSO. Directeur-dirigent werd de uit Pruisen afkomstige musicus Louis Carl Otto Wolf. Al na enkele jaren kwam er kritiek op het functioneren van Wolf. Hem werd onder andere verweten dat hij geen discipline kon houden, en dat zijn repertoire te Duits was. Het ontslag van Wolf in 1916 betekende het einde van de 'periode Wolf', en het begin van de 'periode Hermans'.
De in 1883 geboren Hermans werd al op vijftienjarige leeftijd tot organist in zijn geboorteplaats Nuth benoemd. Na een studie aan het kerkmuziekconservatorium, het Gregoriushaus te Aken, begon hij een pianopraktijk. Nadat hij in 1902 tot organist en koordirigent van de Onze-Lieve-Vrouwekerk was benoemd, verliet Hermans de ouderlijke woning, en vestigde zich in Maastricht. Met het behalen van de gouden medaille voor orgel in
1908, rondde de jonge Hermans zijn studie aan het conservatorium te Luik af. Tussen 1911 en 1914 volgde Hermans nog een studie directietechniek aan de Musikhochschule te Keulen.
Hermans' carrière bij het MSO begon in 1911 toen hij als pianodocent aan de muziekschool werd benoemd. Nog geen vijf jaar later, in 1916, mocht Henri Hermans zich directeur van de stedelijke muziekschool en eerste dirigent van het stedelijk orkest noemen. Vanaf zijn benoeming stelde Hermans alles in het werk om zowel de muziekschool als het orkest naar een hoger niveau te tillen. Tot dat doel werden zowel school als orkest regelmatig met door hem ontworpen reorganisatieplannen geconfronteerd. Zo werd in 1925 de school gesplitst in een muziekschool en een muzieklyceum, waardoor zijn grootste ideaal, het vestigen van een muziekvakopleiding in Limburg, werd verwezenlijkt. Bij het orkest had verbetering van de discipline zijn eerste prioriteit. Langzaamaan werd ook het repertoire aangepast. In 1936 stootte Hermans, die al eerder als gevolg van zijn vele taken overspannen was geraakt, een deel van zijn werkzaamheden af. Hij vroeg en kreeg ontslag aan de muziekschool. Vanaf dat moment kon hij zich geheel aan het orkest wijden.
Ruime aandacht wordt er in deze uitgave ook geschonken aan de mensen met wie Hermans heeft samengewerkt. Gegevens over de levensloop en carrière van onder andere: orkestleden, solisten en dirigenten, zijn in het verhaal over Henri Hermans opgenomen.Voor de koor- en orkestleden was Hermans overigens niet een van de gemakkelijkste. Hoewel hij over een grote dosis humor beschikte, kon hij soms ook geweldig uit zijn slof schieten. Het artistieke resultaat stond bij Hermans echter altijd voorop. Tijdens zijn lange carrière bij het MSO werd zijn inventieve vermogen echter meerdere malen danig op de proef gesteld. Zo had de economische crisis in de jaren dertig uiteraard ook voor het MSO grote gevolgen. De orkestleden werden op hun salaris gekort en er vloeide minder subsidiegeld binnen. Dat ook de periode '40-'45 grote invloed op het functioneren van het MSO heeft gehad, behoeft geen betoog.
Ook aan de onder leiding van Henri Hermans uitgevoerde concerten en zijn repertoirekeuze wordt in het eerste deel van het boek veel aandacht besteed. Daarnaast is in het tweede deel van het boek (153-230), dat uit een aantal bijlagen bestaat, een lijst met alle 905 onder leiding van Henri Hermans gedirigeerde programma's opgenomen. De auteur stelt dat toen Hermans bij het MSO kwam, dit nog in het 'tuinconcertstadium' verkeerde; door het opnemen van deze lijst hoopt hij dat "de ontwikkeling van tuinconcertprogramma tot concertzaalprogramma makkelijk kan worden gevolgd." (64). Een lijst van orkestleden die in de 'periode Hermans' in het MSO speelden, laat onder andere zien, wie welk instrument bespeelde. Het tweede deel van het boek kan dan ook als een mooi naslagwerk worden beschouwd.
Dat Henri Hermans een belangrijke rol heeft vervuld in het Limburgs muziekleven en in het bijzonder binnen het MSO weet de auteur op overtuigende wijze duidelijk te maken. Doordat Van Dijk zowel de positieve karaktereigenschappen als de minder mooie kanten van Henri Hermans beschrijft, is hij er tevens in geslaagd om zijn protagonist tot leven te brengen. De muziekliefhebber en in het bijzonder de in de Limburgse cultuur geïnteresseerde lezer zal Henri Hermans (1883-1947) zeker weten te waarderen.