Oorlogsgasten
Vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog
Evelyn de Roodt
464 pp, € 23.57
isbn/issn: 90 288 1426 4

Oorlogsgasten

(recensie: Bart van den Bosch)

Hoewel de Eerste Wereldoorlog grotendeels aan Nederland voorbijging, kreeg ons land het toch danig te stellen met de randverschijnselen van de strijd. Eerder in deze recensiebank is al het boek van besproken dat dieper ingaat op de grensschendingen door oorlogvoerende landen. Evelyn de Roodt inventariseert een ander ontwrichtend verschijnsel waarmee het neutrale Nederland tijdens en na '14-'18 werd geconfronteerd, namelijk de opvang van vreemdelingen.

Het lot dat veel neutrale landen die aan oorlogsgebied grenzen, beschoren is, bleef ook ons land niet bespaard. Direct aan het begin van de oorlog werd ons land overspoeld door Belgische vluchtelingen die huis en haard verlieten om het vege lijf te redden. Na de snelle Duitse opmars door België en het korte maar hevige beleg van Antwerpen, stroomden tussen begin augustus en half oktober rond een miljoen, voornamelijk burgers, over de grens op zoek naar veiligheid. Dit leverde vanzelfsprekend grote logistieke moeilijkheden op voor de Rijksoverheid en de lokale overheden. De Vreemdelingenwet 1849 bepaalde dat buitenlanders alleen werden toegelaten wanneer zij over een paspoort, visum en voldoende middelen van bestaan beschikten. De wet, die in praktijk niet erg streng werd nageleefd, bood weinig houvast tegen de enorme stroom die in de nazomer van 1914 opgang kwam. De troonrede van 15 september schoof de facto de Vreemdelingenwet opzij door te stellen dat Nederland zijn humanitaire plicht niet zou verzaken.

Een eerste vereiste was de verspreiding van de vluchtelingen over het land, teneinde overbelasting in Limburg en Noord-Brabant te voorkomen. In het hele land, van Leeuwarden tot Rotterdam en van Amsterdam tot Groningen vonden de Belgen onderdak. De druk op de voorzieningen is echter zo groot dat zeer kort na de overgave van Antwerpen een 'zachte drang' door de overheid wordt uitgeoefend om de vluchtelingen weer naar huis te laten gaan. Dit had echter niet het gewenste effect. In december 1914 waren er nog altijd 124.000 Belgische vluchtelingen in het land. Dit aantal zou gedurende de oorlogsjaren nog iets dalen tot rond de 100.000. Van deze groep slaagde ongeveer tweederde om de eigen broek op te houden, maar de rest bleef aangewezen op ondersteuning door de Nederlandse overheid. Dit hield in dat de tijdelijke opvang plaats moest maken voor meer permanente 'vluchtoorden' in Ede, Nunspeet, Gouda en Uden. De verschillende opvangkampen waren in principe gericht op verschillende sociale groepen; zo kwamen onmaatschappelijken eerder in Nunspeet terecht en de beter gesitueerden eerder in Ede. Van dit principe kwam in de praktijk echter niet veel terecht hetgeen het gevolg had dat de kampen een mengeling van sociale lagen te zien gaven. De uitgesproken criminele elementen werden waar het kon wel gescheiden van de rest van de vluchtelingen en in Veenhuizen opgesloten. Deze aanpak had in juridisch opzicht zijn beperkingen en leidde tot veel onrust.

De andere grote groep geïnterneerde buitenlanders op Nederlands grondgebied waren de soldaten en officieren van de oorlogvoerende landen. Gedurende de oorlogsjaren werd de overheid geconfronteerd met ontvluchte, gedeserteerde, aangespoelde of verdwaalde Duitse, Belgische, Britse en Franse militairen. De neutraliteit gebood hen te interneren, iets dat niet altijd zonder verzet werd aanvaard. De redenen voor verzet liepen uiteen; sommigen wilden zo snel mogelijk ontvluchten om weer aan de strijd deel te kunnen nemen; anderen uitten hun frustratie door agressief en opstandig gedrag. Dit laatste dwong de regering zelfs tot de oprichting van een speciale strafinrichting voor onhandelbare militairen in Vlissingen. De verschillende nationaliteiten werden in principe van elkaar gescheiden geïnterneerd en de kampen zo ver mogelijk van het eigen land ingericht; Duitsers in Bergen (NH), Britten in Groningen, Belgen in Gaasterland, later Harderwijk en Zeist. Voor geallieerde officieren die weigerden op hun erewoord te beloven niet te proberen te ontsnappen, werd op Urk een kamp ingericht dat al snel de bijnaam íle du diable kreeg. Nadat de Duitse, Britse en Belgische regeringen verklaringen afgaven dat het zweren van een niet-ontsnappingseed niet als verraad aan het vaderland zou worden beschouwd, kregen de officieren de vrijheid om zich gedurende de oorlogsperiode in Nederland te vestigen. Alleen de Franse regering weigerde een dergelijke verklaring af te geven, wat tot gevolg had dat de officierenkampen bijna uitsluitend door Fransen werden bevolkt.

Gedurende de oorlogsjaren werd Nederland met steeds andere groepen vluchtelingen uit verschillende gebieden van herkomst geconfronteerd. Van uit Duitse krijgsgevangenenkampen ontsnapte of vrijgelaten Russen, Serviërs en zelfs Japanners tot deserterende Duitse soldaten die het na het voorjaarsoffensief van 1918 ineenstortende front ontvluchtten; telkens moest de overheid inspringen op de snel veranderende ontwikkelingen. De regering-Cort van der Linden besloot daarom in juni 1918 tot de invoering van een nieuwe, speciaal voor de bijzondere omstandigheden toegeruste Vreemdelingenwet die niettemin tot 1967 van kracht zou blijven. De wet bood onder andere uitgebreide mogelijkheden tot straatcontroles en voorzag op het verstrekken van identiteitskaarten voor geregistreerde vreemdelingen. Desondanks sorteerde de nieuwe regelgeving niet veel effect, vooral vanwege de enorme administratieve verwerking waarmee hij gepaard ging. Het belangrijkste gevolg van de Vreemdelingenwet 1918 was dat de vluchtelingen- en asielkwestie sindsdien op de politieke agenda staat.

De Roodt heeft met Oorlogsgasten een goed leesbaar standaardwerk geschreven. Voeg daar nog de veelheid aan (historische) illustraties aan toe en de lezer krijgt een uitstekend inzicht in een juridische, sociale en politieke problematiek die ook nu actueel is. Dit boek is verplichte literatuur voor diegenen die de afgelopen jaren hebben verkondigd dat Nederland vol is. Vergeleken met de toestroom van vreemdelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog in absolute en relatieve getallen (als percentage van de autochtone bevolking), zijn de huidige cijfers niet erg indrukwekkend.