De weg naar Verdun
Frankrijk en de Eerste Wereldoorlog
Ian Ousby
390 pp, € 26.9
isbn/issn: 90 414 0662

De weg naar Verdun

(recensie: Bart van den Bosch)

De vorig jaar overleden Engelse historicus Ian Ousby behandelt in De weg naar Verdun. Frankrijk en de Eerste Wereldoorlog een onderwerp dat zich volgens hem niet goed laat verklaren met behulp van een militair historische benadering. Om de ware betekenis van de slag bij Verdun te kunnen duiden, moet er volgens Ousby voor een andere aanpak gekozen worden. Verdun moet gezien worden als een complexe culturele gebeurtenis. Alleen zodoende kan de Franse (en de nauwelijks minder grote Duitse) obsessie met betrekking tot de slag verklaard worden.

Bepalend voor de mentaliteit waarmee de slag bij Verdun door de Fransen werd gestreden, was het trauma van de Frans-Duitse oorlog van 1870. Na een korte veldtocht werd het leger van keizer Napoleon III verslagen en Frankrijk tot een vernederende vrede gedwongen, waarbij het de landstreken Lotharingen en Elzas aan het nieuwe Duitse keizerrijk moest afstaan. De voor Frankrijk onthutsende militaire nederlaag en het daarmee gepaard gaande verlies van de continentale hegemonie had naast sterke revanchistische gedachten, een enorme germanofobie tot gevolg, waarbij vooral Pruisen het moest ontgelden. Deze haat jegens de 'boche', waar historici als Michelet onder andere de spreekbuis van waren, werd gevoed door het in deze tijd populaire raciale denken. Onder invloed van het sociaal-darwinisme ontstonden er allerlei quasi-wetenschappelijke theorieën over de volksaard, de rassenkenmerken en de plaats op de evolutionaire ladder van de verschillende Europese volkeren ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de autochtone inwoners van de koloniën.

In Frankrijk werden de rassentheorieën verkondigd door lieden als De Gobineau, Vacher de Lapouge en Le Bon en in Duitsland door de tot Duitser genaturaliseerde Engelsman Houston Chamberlain. De zogenaamde wetenschappelijke fundering van de 'ware aard' en de evolutionaire status van het eigen volk had vooral tot doel de eigen natie van een unieke identiteit te voorzien en daarmee tegelijkertijd te verheffen boven andere volkeren. Frankrijk had hierbij echter het probleem dat de vermeende superioriteit na 1870 zware averij had opgelopen. Op verschillende manieren werd gepoogd dit recalcitrante gegeven te omzeilen. Zo zou de unieke creatieve kracht van Frankrijk het onvermijdelijke gevaar herbergen van het komen tot enerzijds grootse daden, anderzijds diepe tragedies; 'Frankrijk is tot alles in staat, behalve tot middelmatig zijn'. Ook op de militaire academies heerste het sociaal-darwinistische gedachtegoed; de tactiek van de aanval 'tot het uiterste' werd verheven tot dogma. Hieraan lag de opvatting ten grondslag dat de dapperste aanvaller, liefst met behulp van de bajonet, uiteindelijk zou overwinnen in de 'struggle for survival'. Deze aanpak zou het Franse leger of het nu geleid werd door Joffre, Mangin of Nivelle, enorme verliezen opleveren, totdat eind 1917 het voortschrijdende inzicht aan invloed won dat de dappere stormloop niet erg effectief was in industriële oorlogsvoering.

Hoewel de slag dus plaatsvond op een voedingsbodem van jarenlange wederzijdse Frans-Duitse animositeit, was Verdun in de eerste maanden van 1916 merkwaardig genoeg een verwaarloosd deel van het front. De belangrijkste forten Douaumont en Vaux waren onderbemand en gedeeltelijk ontdaan van hun zware geschut, dat elders in gebruik was. Toen de slag op 21 februari 1916 met een vernietigend Duitse artillerie aanval begon, kon er dus nauwelijks van een symboolfunctie van Verdun gesproken worden. Dit veranderde echter snel. De Franse publieke opinie greep snel de gelegenheid aan, daarin gesteund door de legertop, om de natie te doordringen van het enorme belang van de strijd. Alle perfiditeit die de vijand de voorgaande vijfenveertig jaar was toegedicht, werd uit de kast getrokken om de slag van een bovenmilitaire, metafysische status te voorzien, immers, objectief gezien was het tactische en strategische belang van Verdun niet erg groot. De heldhaftige tegenstand van kolonel Driant en zijn mannen, de val van fort Douaumont (feitelijk een suffige anticlimax), de onvolprezen vechtlust en taaiheid van de pouilu's (de geuzennaam van de Franse frontsoldaat) en de mythe van de Voie Sacrée; ze werden allemaal breed uitgemeten in de propaganda. Niets meer of minder dan het voortbestaan van de Franse natie stond volgens de pers bij Verdun op het spel. De slag werd bovendien dankzij het door generaal Pétain ingevoerde roulatiesysteem, waarbij driekwart van het totale Franse leger op enig moment bij Verdun vocht, in het collectieve geheugen van de soldaten gegrift; ze hadden bijna allemaal de slag aan den lijve ondervonden. Verdun werd hít symbool van de Franse oorlogsinspanning.

Dat Verdun deze symboolfunctie voor de Franse natie zou krijgen, vormde een essentieel onderdeel van operatie 'Gericht', zoals de Duitse generaal Falkenhayn zijn aanvalplan op Verdun doopte. Falkenhayn, die in tegenstelling tot de Franse generale staf wel de strategisch-tactische beperkingen van een aanval op Verdun besefte, ging ervan uit dat de Fransen zich omwille van hun nationale symbool zouden laten 'doodbloeden' door het sturen van steeds meer divisies naar de 'gehaktmolen'. Paradoxaal genoeg betekende FalkenHayns juiste inschatting van Verdun als nationaal Frans symbool, dat de slag voor de Duitsers een even grote nachtmerrie werd. De verbetenheid van het Franse verzet, de onduidelijkheid van de concrete doelen van het Duitse aanvalsplan en het feit dat vanaf 1 juli de slag bij de Somme onmisbare Duitse mankracht en materieel bij Verdun wegzoog, leidden tot een zich voorslepende, doelloze slachtpartij. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Frankrijk, dat in die eerste wanhopige februaridagen haar lot als natie koppelde aan Verdun, zich uiteindelijk eind 1916 als de morele winnaar van de strijd beschouwde. Toch zouden Amerikaanse troepen pas enkele weken voor de wapenstilstand van 11 november 1918 al het tweeënhalf jaar eerder verloren gebied herveroveren.

Hoe moet nu Ousby's pleidooi beoordeeld worden? Kan Verdun pas werkelijk goed bestudeerd worden als het beschouwd wordt als een 'complexe culturele gebeurtenis'? In feite trapt de auteur hier een open deur in. Geen enkele serieuze historicus zal beweren dat Verdun op waarde geschat zou kunnen worden door het als een puur militair-historisch object te bezien. Het is een breed gedeelde opvatting dat de militaire rechtvaardiging voor de slag bij Verdun niet in de buurt komt van een verklaring voor de vasthoudendheid en de obsessiviteit waarmee hij gevoerd is, laat staan de symbolische status die het verkreeg. Dit impliceert dat, zoals Ousby uitgebreid betoogt, de anti-Duitse mentaliteit waarvan Frankrijk na 1870 doortrokken was een belangrijke rol speelde. De aanval op Verdun mobiliseerde en versterkte deze breed levende gevoelens, waarbij de oorlogspropaganda een belangrijke rol speelde. Hoewel Ousby's constructie aannemelijk is, gaat zijn verhaal gebukt onder een belangrijke omissie. Hij maakt onvoldoende onderscheid tussen de propaganda rond Verdun die door heel Frankrijk, behalve door de soldaten die de feitelijke slag leveren, voor zoete koek wordt geslikt. Het opmerkelijke van de slag bij Verdun is juist niet gelegen in de culturele vooronderstellingen die in de vorm van oorlogspropaganda het verhaal van de strijd aan de natie vertellen. Het is veel meer opmerkelijk dat de soldaten, die voor hun daadwerkelijke confrontatie met de hel van Verdun diezelfde vooronderstellingen delen, totaal gedesillusioneerd hun plicht vervullen. Zij doen dit niet met de gezwollen pathos waarvan de militaire top (misschien met uitzondering van Pétain) zich, op veilige afstand van het front, bedient. Zij doen dit om allerlei redenen; uit fatalisme, sociale druk, kameraadschap, berusting of gelatenheid. In die zin onderscheid de gemiddelde poilu te Verdun zich niet van zijn Britse of Duitse collega's. De mentaliteit van de soldaat in de vuurlinie is juist ontdaan van al zijn cultureel-propagandistische vooronderstellingen en wordt eigenlijk het best gekarakteriseerd door de soldaten die tijdens Verdun (en in massalere aantallen tijden het offensief van de Chemin des Dames in het voorjaar van 1917) blatend als schapen naar de frontlinies gingen. Of zoals de Engelsen bij Ieper en aan de Somme op de melodie van Auld lang syne plachten te zingen: 'We're here because we're here because we're here because we're here!'.

Ousby's boek wordt in de Nederlandse uitgave door een paar kleine foutjes ontsierd. Zo liggen de Vogezen ten zuiden van Verdun en niet ten noorden ervan en moet er bij de illustraties wel onderscheid gemaakt worden tussen Napoleon Bonaparte en Louis-Napoleon. Bovendien is de bibliografie voorzien van een merkwaardige noot (van de vertaler?) waarin gesteld wordt dat de Engelse vertaling van H.L. Wesseling, Soldaat en krijger. Franse opvattingen over leger en oorlog aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog van 1988 te laat verscheen om nog voor deze studie, die in 2002 in het Engels verscheen, gebruikt te kunnen worden. Desondanks is De weg naar Verdun. Frankrijk en de Eerste Wereldoorlog een doorwrocht en goed leesbaar boek met een brede blik op Frankrijk ten tijde van de Derde Republiek en met aangrijpende getuigenissen van de omstandigheden aan het front.