Kroniek
Editie en vertaling van het Chronicon van Willelmus Procurator
Willem Procurator, Marijke Gumbert-Hepp (ed.)
543 pp, € 45
isbn/issn: 60-6550-662-4

Kroniek

(recensie: Arjan Uittenbroek)

We schrijven het jaar 1329. Het is bonje tussen de hertog van Brabant en de heer van Valkenburg. Die laatste heeft zojuist een steekspel afgebroken in Keulen. Als hij naar huis gaat, wordt hij vlak buiten de muren van de stad lafhartig in een hinderlaag gelokt. In allerijl wordt in de stad om assistentie gevraagd, maar de dappere heer gaat de strijd alvast aan, hoewel zijn troepen in de minderheid zijn. Geholpen door de Keulenaren weet hij zijn tegenstander te verslaan. Er worden dertien gevangenen gemaakt en deze worden in gijzeling gehouden.

Kort daarop krijgt de heer van Valkenburg bericht dat zijn kasteelheer hem verraden heeft. Hij gaat vermomd zijn kasteel binnen, wederom met dertien anderen. Hij geeft de boosdoeners gratie, maar laat ze in het volgende dorp in een hinderlaag lokken en doden.

Dan krijgt de heer van Valkenburg het voor de derde keer aan de stok met aanhangers van de hertog van Brabant, die deze keer zijn versterking bestormen. Procurator bejubelt de heer van Valkenburg: de grandioze held doodt eigenhandig tweehonderd mannen! De voornaamste raadgever van de hertog wordt onthoofd, en zijn hoofd naar de hertog gestuurd. (p.466-467) [1329, c 5]

De Kroniek van Willem Procurator is geen opwindende literatuur. Het gaat hier om een betrekkelijk droog werk, geschreven in stroef Latijn. Het eerste jaar dat beschreven wordt, is 1168, en de Kroniek loopt door tot 1332. Procurator zelf werd geboren rond 1295, en hij heeft voor de jaren die hij niet heeft meegemaakt veel overgenomen uit de Annalen van Egmond. Marijke Gumbert probeert te laten zien dat dit deel historisch net zo van belang is als het laatste deel.

Volgens de vertaalster leefde Willem Procurator tussen 1295 en 1335, en schreef hij de Kroniek in Egmond. Waarschijnlijk was hij een kapelaan van de familie van Brederode. Zijn aandacht richt zich dus ook vooral op deze familie. De schrijver steekt zijn mening zeker niet onder stoelen of banken. Víír 1328 noemt Procurator twee pausen. Paus Johannes wordt door Lodewijk de Beier afgezet omdat die hem niet wil steunen. Hij ziet tegenpaus Nicolaas V als de wonderdoener die blinden ziende maakt. Procurator beschrijft enige sterrenkundige waarnemingen, waaronder een zonsverduistering, en vermeldt dan aangaande de strijd om het pausschap: "Wat immers kan er meer als wonder verlangd worden dan dat een paus, die als enige als een zon aan het hoofd van de wereld wordt gesteld, in het meervoud wordt geteld? [...] Waarlijk is de maan miraculeus, die er niet naar streeft de zon, vanwaar zij haar licht ontvangt, van het licht te beroven, maar eerder er nog een zon aan toe te voegen, opdat deze meer licht geeft." Dat Procurator een duidelijke voorkeur heeft in de strijd, blijkt uit het daaropvolgende vers, waarmee de paragraaf afsluit: "In dit kort verhaal moet de lezer begrijpen, dat de zon staat voor de paus, de maan aan de Beier is toebedeeld; moge hij, bid ik, het goud van het hemelse leven missen, die hier iets tegenin wil brengen" (p.438-439) [1328, c 18]

Het is bijzonder dat de Kroniek in slechts één handschrift is overgeleverd, en dat dit ook de autograaf is: de door de auteur zelf geschreven versie. Een stamboom van opeenvolgende handschriften is dan ook onnodig.

De Kroniek van Willem Procurator is een degelijke editie. Als enige punt van kritiek zou ik willen noemen dat de vertaling onleesbaar is. Ja, u leest het goed. De schrijfster heeft er uitdrukkelijk voor gekozen het stroeve Latijn van Procurator zo dicht mogelijk bij de tekst te vertalen. Hierdoor is het inderdaad mogelijk het Latijn direct te koppelen aan de vertaling. Haar doel is om een editie te publiceren; het gaat niet primair om de vertaling, die dient voor een snelle naslag. Wat ik persoonlijk jammer vind, is dat in deze vertaling gebruik is gemaakt van goedkope vertaaltrucs van de middelbare school, zoals:

"Na deze en dergelijke woordenwisselingen ..." (p.217) [1303, c 3], "Ondertussen, toen op een keer graaf Jan aan zijn hof, dat Haga heet, verbleef, en Wolfert van Vere, voornoemde ridder, daar bij hem was, ontstond er een tumult van edelen, een oploop van mensen die schreeuwden en zeiden: ..." (p.195) [1297, c 3].

Ik denk dat dit soort rare constructies gemakkelijk voorkomen hadden kunnen worden, zonder daarbij afbreuk te doen aan de inzichtelijkheid. Het is dus een uitstekende editie met een slechte vertaling.