Bacchanten, Medea, Iphigenia in Aulis, Alcestis, De kinderen van Heracles
vertaald en ingeleid door Willy Courteaux en Bart Claes
Euripides
isbn/issn: 90-2631-841-3

Bacchanten, Medea, Iphigenia in Aulis, Alcestis, De kinderen van Heracles

(recensie: Maarten van der Werf)

Clytaemnestra:

Je bent met mij getrouwd tegen mijn zin.

Je hebt me met geweld genomen,

je hebt mijn eerste man, Tantalus, vermoord

en mijn kind van mijn borst weggerukt

en op de grond verpletterd.

Zo reciteert Clytaemnestra bitter aan haar man, Agamemnon, haar ongelukkige verleden, de misdaden waarmee hij haar buitmaakte, haar aan huis en haard ontrukte en tot vrouw nam. Kort en genadeloos beschrijft zij het lot der vrouwen in de oude wereld, een wereld zonder zekerheden, zonder oorlogsrecht, zonder kwartier. Ze vervolgt hoe ze zich schikte in haar lot en hoe ze deed wat er van haar werd verwacht:

Clytaemnestra:

Ik werd je bedgenote.

Ik verzoende me met jou en met je koningshuis,

en je moet erkennen dat ik een voorbeeldige echtgenote was,

kuis in mijn verlangens, en een toegewijde huisvrouw.

Je werd met vreugde ontvangen als je thuiskwam,

en je verliet het huis nooit zonder goede wensen.

Drie meisjes heb ik je geschonken, en daarna dit zoontje.

Ze deed haar plicht als vrouw en echtgenote, in weerwil van zichzelf. Oorlog was een strijd op leven en dood, tussen zelfbeschikking en onderschikking. De veroveraar kon niet alleen beschikken over alle roerende en onroerende goederen van de overwonnenen, maar ook over leven, vrijheid en dood van ieder wezen dat in zijn handen viel. Zijn recht van verovering was even absoluut als de rechteloosheid van de overwonnene.

De lezer voelt daadwerkelijk de wreedheid van haar lot in deze mooie vertaling van Iphigenia in Aulis van de grote tragicus Euripides (ca. 480-406 v.C.), verzorgd door Willy Courteaux en Bart Claes. Het lot van Clytaemnestra blijft niet beperkt tot dat van de overwonnene. Ze verloor reeds haar verleden, haar kinderen en haar eerste echtgenoot, maar nog is Tyche (het Lot) niet tevreden: opnieuw wil die haar een kind ontnemen. De Helleense vloot ligt doelloos op het strand van Aulis en de godin Artemis eist dat Agamemnon zijn dochter offert in ruil voor gunstige wind. Agamemnon zit tussen hamer en aambeeld: zijn dochter opofferen of zich de woede van de Grieken op de hals halen, mogelijk met deerlijke gevolgen voor hemzelf, zijn huis en zijn rijk. Opnieuw lijdt Clytaemnestra een gevoelig verlies en Euripides dicht haar de volgende profetie toe:

Clytaemnestra::

Ga dan. En als je naar de oorlog trekt,

mij daarginds achterlaat en jaren wegblijft,

besef dan hoe ik mij in dat paleis zal voelen,

als ik elke stoel leeg zie staan waarop zij eenmaal zat,

als ik haar meisjeskamer zie,

als ik eenzaam zit te wenen,

en eindeloos dezelfde klacht herhaal:

'Mijn kind, de man die je van het leven heeft beroofd,

is je vader die je heeft verwekt. Hij heeft je vermoord,

hijzelf en niemand anders, met zijn eigen hand'

En kom je later dan terug naar huis,

waar iemand op je wacht die alle redenen heeft

om je te haten?

Dan vind ik zonder moeite wel een voorwendsel

om, samen met de dochters die me overblijven,

voor jou een welkom te bereiden dat je hebt verdiend.

In naam van de goden, pleeg de misdaad niet

die mij zal drijven tot een misdaad tegen jou.

Agamemnon, zeker niet ongevoelig voor deze bittere tirade, zet toch door. De druk van buitenaf is te groot, te belangrijk zijn eer en status voor een heer van zijn stand. De omstandigheden dicteren zijn handelen en daarmee bezegelt hij het lot van zijn dochter, van Troje en van zichzelf. De Tyche van Euripides is geen godin die willekeurig strooit met geluk en ongeluk, maar een opeenvolging van handelingen vervat in een keurslijf van omstandigheden, bijna gepredestineerd in zijn sequentie van oorzaak en gevolg, maar desalniettemin bestaand uit individuele keuzes en de daaruitvolgende schuld en (zelf-)verwijt.

De zoals gebruikelijk mooi verzorgde bundel van Ambo Klassiek, bevat nog vier andere werken van Euripides, de laatste van de drie groten van de Atheense tragedie: Bacchanten, Medea, Alcestis en De kinderen van Heracles. Niet allemaal hebben ze de spreekwoordelijke tragiek van Iphigenia in Aulis: het stuk Bacchanten is soms zelfs enigszins hilarisch van toon en vertoont kenmerken van een zogenaamd saterspel, een vrolijk stuk dat voor de werkelijke tragedies werd opgevoerd. Maar ook Bacchanten loopt slecht af: hoofdrolspeler Pentheus, koning van Thebe, wordt vermoord door zijn moeder Agave, die onder invloed van de god Dionysus in een roes verkeert. Achteraf geconfronteerd met haar verschrikkelijke daad, verwijt ze dat zichzelf. Zo wreed zijn de goden.

Misschien wel de meest bekende en indrukwekkende van Euripides' werken is Medea. Medea heeft haar huis en haard in het verre Colchis verlaten om de vrouw te worden van Jason, de Argonaut. Op den duur verstoot de opportunistische held haar echter om te kunnen huwen met de dochter van Cleon, koning van Corinthe. Aangrijpend en herkenbaar is het gebekvecht tussen Jason, die, al half bezig met zijn nieuwe huwelijk, het oude probeert af te sluiten, en zijn versmade echtgenote, trots, fel en verongelijkt:

Medea:

Spot maar. Jij bent geborgen,

maar ik ben alleen en verbannen.

Jason:

Dat was jouw keuze. Beschuldig niemand anders.

Medea:

Hoezo? Heb ik jou in de steek gelaten

om te trouwen met een ander?

Jason:

Je hebt de koning met vervloekingen overstelpt.

Medea:

Ik zal jouw huis met vervloekingen overstelpen.

Maar ook hier zijn de consequenties van een andere orde dan dit geredetwist tussen de echtelieden suggereert. Zoals Clytaemnestra, verkregen door het zwaard, geen enkel recht kan doen gelden, zo is ook Medea's positie tamelijk hopeloos. Ze heeft haar familie te schande gemaakt en hoeft daarom niet te rekenen op enige steun van die kant - als het haar überhaupt al zou lukken om het verre Colchis te bereiken. Ze is een banneling, heeft weinig contacten, ze is bovendien een verstoten vrouw en als niet-Helleense is haar aanwezigheid toch al geen vanzelfsprekendheid. Het enige wat ze kan doen is een beroep op de genade van een bevriend heerser, koning Aegeus van Athene.

Voordat ze vertrekt, voltrekt Medea echter nog een verschrikkelijk vonnis: ze vermoordt de prinses, haar vader en haar eigen kinderen, die immers ook de kinderen van Jason zijn. Deze wraakoefening vernietigt Jason, maar uiteindelijk ook haarzelf, en dat beseft ze:

Medea:

Vergeet één dag, één korte dag, je kinderen,

en beween hen daarna, er is tijd genoeg

om over hen te treuren en te rouwen.

Al moet jouw hand hen doden, je hebt van hen gehouden,

en geen vrouw is ongelukkiger dan ik.

Weer die verschrikkelijke sequentie van gebeurtenissen, weer die bijna onontkoombare stroom van handelingen, uiteindelijk in het volle besef van de consequenties en van de wroeging die onherroepelijk zal volgen, zonder genade, zonder redding, zonder hoop. Want ook van de goden valt weinig te verwachten. Misschien is het die, bijna existentialistische afwezigheid van iedere vorm van verzachting die de Griekse tragedie zo confronterend maakt - zo ultiem menselijk, maar ook o zo pijnlijk.