In 2001 was het honderd jaar geleden dat de Ongevallenwet, de eerste Nederlandse sociale verzekering, tot stand kwam. Reden genoeg voor de betrokkenen om een Stichting Sociale Zekerheid op te richten, die in 2001 allerlei feestelijke activiteiten ontplooide, waaronder de uitgave van de twee boeken die hieronder besproken worden.
En dat van onze centen is een bundel, waarin een aantal auteurs korte essays schreef met als thema 'sociale zekerheid'. Onder de auteurs zijn bekende namen als Jan Blokker, Marjan Berk, Nelleke Noordervliet, P.F. Thomíse en Martin Bril. De auteurs putten veelal uit hun eigen ervaringen met sociale verzekeringen en dat maakt het boekje heel interessant. Niet de beleidskant, maar de uitvoeringskant van de sociale zekerheid komt in de bundel naar voren, plus mooie beschrijvingen van de personen die zich tot de sociale zekerheid wenden. Juist die kant van de sociale verzekeringen is voor historici lastig te onderzoeken, omdat er weinig materiaal over is; de overheid geeft voorrang aan het bewaren van archiefstukken over beleid en het raadplegen van de enkele persoondossiers die nog wel bewaard zijn, is in het kader van de privacywetgeving aan zeer strenge regels gebonden. Historici die onderzoek willen doen naar de uitvoering van sociale verzekeringen in de tweede helft van de 20ste eeuw, zijn daarom bij dit soort uitgaven gebaat. Er zijn voor de hand liggende bijdragen, zoals een verhaal van Nelleke Noordervliet over de venijnige opstelling van haar socialistische ouders ten aanzien van het grote katholieke buurgezin, dat de auto betaald zou hebben van de kinderbijslag. Ook zijn er twee bijdragen over Drees, van John Jansen van Galen en Jan Blokker, die in feite niet veel nieuws bijdragen aan wat er al over Drees bekend was. Verrassender is het verhaal van Geerten Meijsing over een vriend die hij ontmoette in een begeleid wonen project, waarbij je met de welzijnswerkers, die deze man moeten begeleiden, te doen krijgt. Ook mooi is het stuk van Jan Siebelink over zijn vader, die zich verschrikkelijk schaamde voor zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hij durfde die bijna niet op te halen, uit angst een bekende tegen te komen; een mooi voorbeeld van hoe een uitkering van de staat als even stigmatiserend ervaren kan worden als de armenzorg die bestond voordat de sociale zekerheidswetten waren ingevoerd. Kortom: een onderhoudend boekje dat de sociale zekerheid belicht vanuit soms verrassende gezichtspunten.
Bij het boek van F.H. van Dijk, Sociale zekerheid: ouder dan de weg naar Rome, is dat ook het geval, maar daar wringt de schoen wat meer. Het boek behandelt in kort bestek de sociale regelingen zoals die op schrift zijn gesteld door de Assyriërs in Mesopotamië De bewoners van Mesopotamië waren de eersten die overgingen van een nomadische naar een agrarische samenleving en worden gezien als de uitvinders van het schrift. Zij zijn de eersten die wetten hebben opgesteld om armoede te bestrijden. De wetten werden opgesteld door de koning, die een despotische macht bezat. Er was sprake van een sacraal koningschap; de koning was tevens opperpriester. Eigenlijk is er maar weinig bekend over het sociaal beleid van de Assyrische koningen. Zij konden een totale amnestie voor schuldslaven bewerkstelligen, minimumlonen vaststellen en zo zijn er nog wel wat voorbeelden. Een weduwe werd eigenaresse van haar mans inboedel, overigens alleen als zij kinderen had. Ook waren er speciale opleidingsmogelijkheden voor blinden en konden armen zich aanmelden voor werk in het publieke domein, waarvoor zij in ruil voedsel kregen. De auteur neemt met name in zijn inleiding nogal grote stappen. Het boekje is volgens hem om twee redenen van belang. In de eerste plaats stelt hij dat er veel te weinig aandacht is voor de Assyrische geschiedenis in Nederland en dat bij de oudheid toch in eerste instantie aan de Grieken en Romeinen wordt gedacht. Onze beschaving is sterk beïnvloed door de Romeinen, de Romeinen weer door de Grieken, de Grieken weer door de Mesopotamiërs, dus ligt daar de bakermat van onze beschaving. Die redenering kan ik volgen. In de tweede plaats wil hij aantonen dat ons Nederlandse sociale zekerheidsstelsel niet zo origineel en vernieuwend is als wel eens wordt gedacht. Dat dat blijkbaar gedacht wordt (door wie eigenlijk?) zou komen doordat de geschiedenis van sociale regelingen nog 'onontgonnen terrein' is, omdat zij niet verder teruggaat dan de kerkelijke armenzorg in de middeleeuwen. We hebben het dan over minstens zes eeuwen geschiedenis van sociale regelingen die wel onderzocht zijn, maar voor deze auteur blijkbaar niet meetellen. Kwestie van beroepsdeformatie? Op mij komt het daarnaast erg geforceerd over dat bij de beschrijving van de summiere gegevens die over sociale zorg in Mesopotamië bekend zijn, termen als 'uitkeringsvragers', 'doelgroepenbeleid' en 'implementatie van sociaal beleid' gebruikt worden. Het roept de vraag op voor wie deze uitgave eigenlijk bestemd is. Voor mensen die werken in de sociale zekerheid, of voor de geïnteresseerde leek die graag meer wil weten over de geschiedenis van Mesopotamië? Het geforceerde taalgebruik en de tijdbalk, waarin de Assyrische geschiedenis bijna rechtstreeks aan de Ongevallenwet wordt gekoppeld, wijzen op het eerste. De lange, inleidende beschrijving van de Assyrische maatschappij en haar verdiensten en de uitgebreide literatuurlijst wijzen echter op de tweede doelgroep. Zonder de verwijzingen naar het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel zou het een leuk, mooi geïllustreerd, toegankelijk boekje zijn over de sociale geschiedenis van Mesopotamië Van Dijk nuanceert zelf in zijn conclusie enigszins de uitspraken in de rest van het boek en stelt dat, wanneer wij de Assyrische sociale zorg met ons huidige stelsel vergelijken, wij 'ons al snel in het moeras begeven', omdat de Assyrische context totaal verschilt van de onze en de bronnen ook niet overhouden. Jammer dat dit informatieve boekje zo op twee gedachten hinkt.
Nog een ander puntje: de auteur toont overtuigend aan dat de Assyriërs zich om de sociaal zwakkeren bekommerden. Toch worden ze in het oude testament omschreven als extreem gewelddadig, en dat in een tijdperk waar geweld en genocide niet ongebruikelijk waren. Een interessante tegenstelling: men ging zorgzaam om met de zwakkeren, maar blijkbaar ruwer met de gewone mensen. De auteur lost deze tegenstelling wel heel eenvoudig op door de desbetreffende stukken uit de bijbel af te doen als als typisch Westerse, hatelijke beeldvorming over deze regio, zoals die nu over Saddam Hussein bestaat.