Het recht van een vrije Friese stad
De stadboeken van Bolsward (1455-1479)
Vincent Robijn
164 pp, € 16,-
isbn/issn: 90-6550-877-5
Middeleeuwse Studies en Bronnen deel 87, geïll. Met een editie van de stadboeken door Hildo van Engen.

Het recht van een vrije Friese stad

(recensie: Aron de Vries)

Begin 2005 werden de plaatsnaamborden van Bolsward aangepast. Naast de Nederlandse en Friese naam (Boalsert), stond in grote letters ‘550 jaar’. In heel wat kleinere letters was hieraan toegevoegd ‘550 jaar stadsrechten’. Het stadsbestuur vroeg zo aandacht voor de stedelijke rechtsregels die in 1455 in een keurboek werden opgetekend. Een dergelijk historisch ‘jubileum’ wordt door lokale bestuurders wel vaker aangegrepen om tal van festiviteiten te organiseren. Voor historici is er dan een prachtige gelegenheid om te schrijven over de middeleeuwse stad, het stadsrecht en de totstandkoming van haar rechtsregels. Eind 2005 verscheen het boekje ‘Het recht van een vrije stad’ van Vincent Robijn, waarin de auteur de twee oudste keurboeken van Bolsward kritisch tegen het licht houdt.

Het bestuur van een middeleeuwse stad kon doorgaans zelfstandig verordeningen uitvaardigen en bestaand recht aanpassen. Dit privilege verkreeg de stad meestal van een landsheerlijke autoriteit, zoals een graaf, bisschop, koning, keizer of paus. Bolsward is hierop, volgens Robijn, een interessante uitzondering. De stad lag in Westerlauwers Friesland, dat in de tijd dat de keurboeken tot stand kwamen geen landsheerlijk gezag kende. Men spreekt dan ook wel van de ‘Friese Vrijheid’. De auteur komt met een hypothese hoe men aan dit keurrecht kwam.

Robijn stelt dat Bolsward het keurrecht waarschijnlijk verkregen heeft van een uit grietmannen en geestelijken bestaand bestuurscollege van Wonseradeel, aangezien deze instelling oorspronkelijk de jurisdictie over de stad voerde. Dit college vormde dus een alternatieve landsheerlijke autoriteit. Ter onderbouwing voert de auteur aan dat colleges van grietmannen in Oudfriese oorkonden wel vaker als rechtsverlenende autoriteit optraden. Robijn vermeldt echter in een ander hoofdstuk dat Albrecht van Beieren, graaf van Holland, Bolsward op 5 april 1399 stadsrecht had verleend. In 1400 moest de graaf na ‘de slag bij Warns’ (die in werkelijkheid bij Staveren plaatsvond) het veld ruimen. Hierover zegt Robijn terloops: ‘Over het algemeen wordt aangenomen dat met het gedwongen vertrek van Albrecht de door hem verleende stadsrechten buiten werking zijn gesteld, als ze al ooit in de praktijk hebben gefunctioneerd’ (p. 41).

Het privilege van graaf Albrecht bevatte bepalingen over het bestuur van de stad, het straf-, markt-, erf- en het molenrecht. Het is jammer dat de auteur deze stadsrechtverlening niet naast de keurboeken gelegd heeft. Een alternatieve hypothese hoe het keurrecht tot stand kwam, blijft mogelijk. Graaf Albrecht ging in 1399 over tot een stadsrechtverlening. Na 1400 vaardigde het stadsbestuur van Bolsward tal van nadere verordeningen uit. Mogelijk kwam men, juist nadat het landsheerlijk bestuur op de helling was komen te staan, in conflict met het college van grietmannen over de juridische status van de stadsrechtverlening en de door het stadsbestuur uitgevaardigde keuren. Dit zou hebben kunnen leiden tot het maken van het eerste keurboek, waarbij de beroemde prediker Johannes Brugman optrad als bemiddelaar.

Robijn wijst erop dat het gebrek aan voldoende bronnenmateriaal een definitieve uitspraak over de herkomst van het Bolswarder keurrecht onmogelijk maakt (p. 82). Wel is duidelijk dat de Bolswarder keuren deels voortvloeien uit het Oudfriese recht. Interessant is de bemoeienis van Johannes Brugman bij het opstellen van het eerste keurboek. Robijn stelt dat zijn rol in de literatuur overschat is. Zo is er in de keurboeken een bepaling tegen het dobbelen opgenomen, waarin sommige auteurs de hand van Brugman zien. Robijn voert terecht aan dat in veel middeleeuwse keurboeken dergelijke bepalingen staan. Johannes Brugman was in de stad aanwezig om de Bolswarder Minderbroeders tot de observantie over te halen. Daarnaast werd hem als geleerde geestelijke gevraagd het stadsbestuur bij te staan bij de codificatie van het recht. Zijn autoriteit zal gegolden hebben bij de burgers van de stad en de grietmannen in de omgeving.

De studie geeft een overzichtelijke bespreking van de verschillende keuren. Daarnaast zijn twee zorgvuldig uitgegeven edities van de twee keurboeken toegevoegd. Het boek is een aanwinst voor iedereen die geïnteresseerd is in de middeleeuwse stad en in rechtsgeschiedenis.

Aron de Vries