Op zoek naar het religieus erfgoed.
(recensie: Philip M. Bosscher)
Deze handzame gids is de vrucht van het initiatief van drie organisaties die zich bezighouden met de zorg voor het culturele erfgoed: Cultureel Erfgoed Noord-Holland, Erfgoedhuis Zuid-Holland en Landschap Erfgoed Utrecht. Zij is meer in het bijzonder bestemd voor gebruikers in de drie genoemde provincies, die zich al eeuwenlang kenmerken door een geprononceerde pluriformiteit op religieus gebied. De auteurs zijn gepromoveerde mediëvisten, werkzaam bij het Streekarchief Heusden en Altena - dus in het Hollands-Brabantse ‘grensgebied’ - en daarnaast bezig met een studie Archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam.
Na een korte inleiding over het begrip ‘religieus erfgoed’, gebaseerd op de bijdrage van Willem Frijhoff in de recent (2007) uitgegeven bundel onder redactie van Frans Grijzenhout: Erfgoed. De geschiedenis van een begrip, volgt een eveneens beknopt overzicht van vijftien eeuwen ‘kerkelijke geschiedenis’ (hier zou men naar mijn mening, in navolging van Joris van Eijnatten en Fred van Lieburg in hun Nederlandse Religiegeschiedenis (2005), ook het begrip ‘religiegeschiedenis’ kunnen introduceren). Hierop sluit aan een hoofdstuk over ‘kerkelijke organisatie’, dat vooral verleden en heden betreft van de Rooms-Katholieke en Oudkatholieke Kerken en van de drie kerkgenootschappen die zich in 2004 verenigden in de PKN. In een hoofdstuk over ‘archieven en verzamelingen’ wordt de gebruiker wegwijs gemaakt in het nationale archiefwezen en krijgt hij een goede indruk welke kerkelijke archieven zich in bewaarplaatsen al dan niet onder beheer van de burgerlijke overheid bevinden.
In een hoofdstuk over ‘Onderzoek’ (p. 71-85) tonen de samenstellers zich gewetensvolle en vooral praktisch ingestelde raadgevers voor wie zich aan historisch onderzoek op het terrein van de religiegeschiedenis wil wagen en helpen zij hem daardoor een bij beginners op dit terrein vaak bestaande “drempelvrees” (71) te overwinnen. Hierna volgt een aantal hoofdstukken betreffende thema’s die men als uitgangspunt voor onderzoek zou kunnen kiezen zoals gemeenteleven, kerkelijke bouw- en interieurkunst, sociale zorg en onderwijs. Deze worden zoals ook de rest van dit boekje verlucht met goed gekozen illustraties, waaronder foto’s van archiefstukken, die vergezeld gaan van een toelichting dan wel een transcriptie.
Ik beschouw deze uitgave als een uitermate nuttige, want goed onderbouwde en zeer leesbare inleiding tot wat ik persoonlijk allang heb ervaren als een boeiend en rijk geschakeerd veld van onderzoek. Wanneer ik mij, vanuit mijn eigen Oudkatholieke achtergrond, enkele kritische opmerkingen veroorloof , zie men die slechts als ‘krassen op een rots’. Dat Cornelius Jansenius van mening was “dat de mens zelf geen invloed kan uitoefenen op zijn zieleheil” (26) is een wat caricaturale weergave van de opvattingen van deze grote theoloog. In 1723 “benoemde” niet “een aantal gelovigen” buiten de Paus om een aartsbisschop van Utrecht (45) maar werd deze gekozen door een corporatie die zich beschouwde als het Metropolitaan Kapittel. De term ‘oud-katholiek’ kreeg pas burgerrecht tegen het einde van de 19e eeuw. Het portret van de ooit zeer bekende Pater Bernard Hafkenscheid (171) is naar mijn mening enigszins ‘verdwaald’ als illustratie bij een bijdrage over ‘ Bronnen over zending en missie’. Deze Redemptorist was actief, en werd beroemd, als predikant bij ‘volksmissies’ in eigen land.
Dr. Philip Bosscher
Trefwoorden: Nederland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht, Kerkgeschiedenis, Religieus Erfgoed, Archieven, Oudkatholieke kerk