Getemd maar Rusteloos
De Zuiderzee verbeeld. Een multidisciplinair onderzoek
Tom Sintobin (red.)
268 pp, € 25,--
isbn/issn: 978-90-8704-039-0
geïllustreerd

Getemd maar Rusteloos

(recensie: B.C. Meijerman)

 'Getemd maar rusteloos' zo wordt de voormalige Zuiderzee beschreven in de eerste strofe van het gedicht 'Afsluitdijk' van M. Vasalis (verschenen in de bundel Parken en Woestijnen (1940)) en het is tevens de titel van deze bundel waarin tien artikelen van verschillende auteurs zijn opgenomen rond het thema 'De Zuiderzee verbeeld'. Hoewel het nergens specifiek wordt aangegeven, lijkt het waarschijnlijk dat het 75-jarig bestaan van de Afsluitdijk in 2007 de aanleiding is geweest voor het tot stand komen van deze bundel. Wie in de artikelen een volledige beschrijving verwacht te vinden van het Zuiderzeeproject, van de eerste plannen in de 17de eeuw (van de hand van de zoon van Simon Stevin) tot het uiteindelijke sluiten van de dijk in 1932, zal teleurgesteld zijn. Maar eenieder die een brede belangstelling heeft voor uiteenlopende onderzoeksgebieden, zal aangenaam verrast zijn door de verschillende invalshoeken die in de artikelen naar voren komen. 

Eind jaren twintig, begin jaren dertig van de 20ste eeuw was er veel belangstelling voor het Zuiderzeeproject. Enerzijds was er enthousiasme voor de geweldige waterbouwkundige prestatie waarmee Nederland zich volgens velen weer internationaal op de kaart zette, maar anderzijds vreesde men dat de Zuiderzeecultuur verloren zou gaan. Dit bracht dialectologen, journalisten, fotografen, etnografen, filmmakers, schrijvers en anderen ertoe om bepaalde elementen van wat er volgens hen verloren zou gaan, vast te leggen. In de artikelen in deze bundel staan de beelden van de Zuiderzee centraal zoals die op allerlei manieren zijn vastgelegd. De auteurs hebben een verschillende achtergrond: historicus, antropoloog, sociaal geograaf, neerlandicus. Met hun eigen deskundigheid hebben de auteurs de vastgelegde beelden en de indertijd gevoerde discussies bekeken en trachten ze vragen te beantwoorden als: wat voor beeld werd gegeven van de mensen in de plaatsen rond de Zuiderzee? Met welk doel werd een bepaald beeld opgeroepen? En wat voor rol speelde dat beeld in de discussie? Welk beeld komt naar voren in de Zuiderzee-streekliteratuur? 

De tien artikelen zijn twee aan twee in vijf thema’s ondergebracht: beeld(talen), (paradoxale) eenmaking, (mentale) geografie, de toonbare Zuiderzeecultuur en de literaire verbeelding. Bij het thema beeld(talen) hoort het artikel van Remco Ensel, 'De Afsluiting in de fotografie. Techniek in de beeldcultuur van het Interbellum' (p.25-49). Ensel betoogt (en dit illustreert hij met een vijftiental foto’s) dat er een grote nadruk lag op de techniek in de beelden over de afsluiting. In zowel kranten als tijdschriften werden vaak grote hijskranen met grijpers gevuld met keileem afgebeeld. Het Ministerie van Waterstaat en de Zuiderzeevereniging voerden volgens de auteur een bewuste campagne om met behulp van beeldmateriaal het technisch nationalisme te verspreiden. Een ander thema in het beeldmateriaal was de Zuiderzeecultuur. Zuiderzeevissers werden bijvoorbeeld tegen een natuurlijke achtergrond afgebeeld. Tot slot wordt de foto besproken van de vrouw (Grietje Bosker) die met opgetrokken rok als eerste de afgesloten dijk overstak. Deze foto werd pas in recente jaren veelvuldig gebruikt. 

Ook behorend tot het thema (beeld)talen, is het artikel van Harrie Scholtmeijer: 'Tussen Urk en Middenmeer: de dialectologie van de Zuiderzeekust, -eilanden en –polders rond de bouw van de Afsluitdijk' (p.51-69). Hierin staat het werk van de Amsterdamse lector in de fonetiek Louise Kaiser centraal. Zij was overigens een nichtje van prof. Lorentz, die de berekeningen aan de Zuiderzeewerken heeft uitgevoerd. In eerste instantie maakte Kaiser zich zorgen over het mogelijk verdwijnen van dialecten bij inpoldering. Dit leidde ertoe dat er begin jaren dertig onderzoek werd verricht naar het Urkse dialect. Later zag Kaiser de kansen die de nieuwe polder bood voor bevolkingsonderzoek naar het ontstaan van een nieuwe taal. Dit artikel geeft ook een aardige inkijk in de Nederlandse onderzoekswereld van de dialectologie en fonetiek in het interbellum. 

Optimisme over wat de modernisering te bieden heeft, is ook terug te vinden in het artikel van Barbara Henkes: ' 'Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst'. Teloorgang en versterking van een Nederlandse volkscultuur rond de Zuiderzee' (p.91 –111). In dit artikel, behorend bij het thema (paradoxale) eenmaking, laat Henkes zien hoe de publicist Dirk Jan van der Ven (1891-1973), die eerder betrokken was bij het tot stand komen van het Openluchtmuseum in Arnhem, op allerlei manieren de Zuiderzeecultuur vastlegde (onder andere met behulp van film). Hoewel Van der Ven zich realiseerde dat bepaalde zaken verloren zouden gaan, keerde hij zich niet tegen de Zuiderzeewerken. Hij zag ook de mogelijkheden die de uitbreiding van de landbouwgrond in de toekomst zou hebben. 

Wat verder van het thema verwijderd maar daarom niet minder interessant, is het artikel van Ben Pater over de vergelijking van de kolonisatie, zowel wat betreft ruimtelijke indeling als sociale planning, van de Wieringermeer, de Haarlemmermeer, de Noordoostpolder en de IJsselmeerpolders ('Het Nieuwe Land als grand design: 'in de plaats van een natuurlijke groei, nu het plan' ' (p.133-153)). In dit artikel, dat bij het thema (mentale) geografie hoort, staat de sociaal-geograaf H.N. ter Veen centraal. Hij promoveerde in 1925 op de kolonisatie van de Haarlemmermeer en werd kort daarna secretaris van een commissie die een procedure ontwierp voor de toewijzing van grond aan boeren in de Wieringermeer. In plaats van het land te verkopen zoals bij de Haarlemmermeer, ging de overheid bij de Wieringermeer zich uitgebreid bemoeien met de selectie van boeren en de planning van de bebouwing.

Minder toegankelijk is het artikel van Tom Sintobin in het gedeelte over de literaire verbeelding: 'Golvende korenvelden'. De literaire representatie van de Zuiderzeewerken' (p.211–252). De auteur bekijkt welk beeld er in de literatuur wordt gegeven van de Zuiderzeebevolking en van de Zuiderzeewerken. Hoewel zijn vraagstelling heel helder is en hij aan het begin van het artikel aangeeft dat hij romans geanalyseerd heeft tussen 1922 en 1946, legt hij verder niet veel uit over de onderzoeksopzet. In de loop van het artikel wordt pas duidelijk dat het streekliteratuur betreft. Verder is het aantal door hem onderzochte boeken alleen te achterhalen door in de bibliografie titels te tellen. Vervolgens geeft de auteur zoveel fragmenten uit de romans weer dat het betoog wat onoverzichtelijk wordt. Gelukkig heeft hij zijn bevindingen al in de inleiding samengevat en ook het Engelse 'abstract' is duidelijk (alle artikelen zijn in het Engels samengevat). 

Tot slot wordt door Wiel Kusters in het artikel 'Afsluitdijk' van M. Vasalis: ervaringen van tijd en ruimte' (p.253 –258) het gedicht van Vasalis geanalyseerd. 

De interdisciplinaire opzet van deze bundel dwingt bewondering af; het heeft een heel diverse collectie artikelen opgeleverd. Het beeld dat uit de verschillende bijdragen naar voren komt, is volgens Sintobin in de inleiding toch vrij eenvormig; over het algemeen heerste de gedachte dat de Nederlanders trots konden zijn op de waterbouwkundige prestaties en zag men de veranderingen niet echt als een bedreiging voor oude waarden zoals de visserscultuur. De veranderingen veroorzaakten juist veel belangstelling voor bepaalde zaken en daardoor bleef het oude soms, maar dan in andere hoedanigheid (als toeristenattractie bijvoorbeeld) behouden. In de inleiding geeft Sintobin aan dat er ook aspecten onbelicht zijn gebleven, zoals het oogpunt van de betrokkenen zelf (bijvoorbeeld de vissers), de technische en biologische aspecten. Maar dit neemt niet weg dat de bundel als geheel zeer geslaagd is en dat het is te hopen dat meer historische thema’s op deze manier zullen worden aangepakt. 


Biene Meijerman


Trefwoorden: Nederland, 20e eeuw, Afsluitdijk, Zuiderzee, streekcultuur, multidisciplinair