De Etstoel van Drenthe.
De civiele procedure in de periode van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
H.G.G. Becker
Stichting OVR
76 pp, € 10.-
isbn/issn: 90-6550-825-2
Procesgidsen nr.3

De Etstoel van Drenthe.

(recensie: Martha Catania-Peters)

In de serie ‘Procesgidsen’ verschenen al meerdere delen, zoals Staatse Raad van Brabant en Hof van Friesland; het derde deeltje is getiteld De Etstoel van Drenthe. De Stichting tot Uitgaaf der Bronnen van het Oud-Vaderlandse Recht (Stichting OVR) beoogt met deze uitgaven gebruikers van archieven van provinciale hoven inzicht te geven in de civiele (of burgerlijke) procesgang in hoger beroep, vóór 1811. Hoofdonderwerp van het onderhavige boekje is de procesgang voor de Etstoel van Drenthe, ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden het hoogste gewestelijke hof en als enige instantie rechtsprekend in civiele zaken in eerste aanleg en in hoogste instantie. Uit de analyse van een aantal lottingsprotocollen van de tweede helft van de achttiende eeuw (een lotting was een terechtzitting van de Etstoel) is naar voren gekomen dat in beide gevallen dezelfde onbenoemde procedure werd gevolgd, in dit boek tot ‘basisprocedure’ uitgeroepen en voor het eerst beschreven. Wie bij zijn historisch onderzoek tegen deze basisprocedure bij de Etstoel oploopt, heeft nu dus een handleiding ter beschikking.

Maar er is meer. Het eerste hoofdstuk geeft een interessante voorgeschiedenis over ontstaan en functioneren van de Etstoel in de middeleeuwen. De volgende twee hoofdstukken behandelen de rechterlijke organisatie van het Landschap Drenthe vanaf 1600, respectievelijk de samenstelling en organisatie van de Etstoel. In de middeleeuwen ontstond de Etstoel uit de terra, later universitas terre Drenthie, bestaande uit geestelijkheid en iurati (gezworenen), voor het eerst met ‘etten’ aangeduid in 1339: iurati dicti etten. Op den duur hadden de drost, als vertegenwoordiger van de landsheer, en vierentwintig etten zitting: vier etten uit elk der zes dingspillen, de districten van Drenthe. De drost was van adel. De etten waren eigenerfde boeren, genomineerd door drost en land, maar gekozen door drost en etten zelf, twaalf per half jaar, beurtelings voor de winter- en zomer-lotting. In feite was er sprake van een soort roulatiesysteem van zesendertig etten.

De Etstoel had in de middeleeuwen niet alleen rechtsprekende bevoegdheden, maar ook bestuurlijke taken. Vanaf de staatsregeling voor Drenthe in 1603 was het echter alleen nog maar een rechtsprekend orgaan. Organisatie en functie van de Etstoel kenden overigens in het begin hun gelijke in andere noordelijke gewesten, maar omdat de Etstoel als rechtsprekend orgaan in haast ongewijzigde vorm tot 1791 bleef voortbestaan, werd het een vreemde eend in de bijt van de gewestelijke hoven van de Republiek. Evenzo had De Vrije Landschap Drenthe, als agrarisch gebied zonder steden, in de Republiek een aparte status.

De hoofdstukken vier tot en met acht kunnen we wel beschouwen als de harde kern van het procesgidsje. De regeling van de civiele procesgang, of wat daarvan in verschillende perioden geboekstaafd werd, komt in het vierde hoofdstuk ter sprake. Hoofdstuk vijf gaat over de basisprocedure en de behandeling van geschillen voor de Etstoel. Hoofdstuk zes is een beschrijving van de procesgangen in tweede instantie, appel en revisie, en laat mede door schematische overzichten daarvan, aan duidelijkheid niet veel te wensen over. De menselijke maat komt pas te voorschijn bij de casussen die van deze rechtsmiddelen gegeven worden, respectievelijk een erfeniskwestie en een beledigingszaak (hoofdstukken zeven en acht). Vooral de beledigingszaak onthult de gevoeligheden van een plattelandsgemeenschap. Jan Wolters Pol uit Lhee bij Dwingeloo voelde zich beledigd door dorpsgenoot Wijcher Harms, die had rondverteld dat Pol rogge had gestolen, benevens een schaap en een kip.

Na wat informatie over bronnen, literatuur en het archief van de Etstoel, sluit het boek af met een glossarium. Geen overbodige luxe, want opvallend is de veelal onbekende juridische terminologie: rocht, dingspil, gravamina, goorspraak, pandkering. Ik heb me wel afgevraagd welke criteria voor opname in de lijst werden gehanteerd. Er staat een aantal termen in die geen uitleg nodig hebben, zoals ‘beclaaghde’ en ‘sessie’. Vreemdere woorden zijn echter niet opgenomen, zoals ‘pandkering’ en ‘landsvrede’. Mijn advies zou zijn: neem zoveel mogelijk woorden in zo’n lijst op.

Er valt verder weinig op dit heldere en bondige procesgidsje aan te merken, maar wat opgaat voor alle praktische gidsen en handboeken, geldt ook hier: het nut zal zich in de praktijk van het onderzoek moeten bewijzen. Daar de doelgroep niet zo groot kan zijn, zal dat bewijs van nuttigheid wellicht even op zich laten wachten.

Martha Catania-Peters

 

Trefwoorden: Etstoel, Drenthe, Republiek der Verenigde Nederlanden, rechtsgeschiedenis, civiel recht