Het geslacht van Assendelft heeft in het bestuur van het graafschap Holland vanaf het einde van de veertiende eeuw tot ongeveer het derde kwart van de zestiende eeuw een zeer belangrijke rol gespeeld. Vier beroemde mannen uit dit geslacht staan centraal in het boek van Bert Koene, namelijk Barthoud van Assendelft († 1443), Gerrit van Assendelft († 1486), Claas van Assendelft († 1501) en de Gerrit (II) van Assendelft († 1558). Naast deze vier is er ook nog de enige zoon van de laatstgenoemde Gerrit, genaamd Claas (II) († 1570), maar die werd door zijn vader als een onwettige nazaat beschouwd.
Een van de laatste telgen, Gerrit (II) van Assendelft (1487-1558) heeft in 1526 tot in details een familiecartularium samengesteld met daarin alle informatie die van belang was voor de familiegeschiedenis van het geslacht Van Assendelft. De gegevens van dit cartularium heeft de auteur gecombineerd met de vele processtukken die na de dood van Gerrit in 1558 zijn gevormd en met gegevens uit het kloosterarchief van de Johannieters te Haarlem, waar vooral Barthoud van Assendelft mee verbonden was. Tezamen met andere bronnen en publicaties, is dit boek een modern cartularium van het geslacht Van Assendelft geworden.
De periode waarin de levens van de vier genoemde mannen zich afspeelden, stond vooral in het teken van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, de opkomst van de Bourgondiërs en de Habsburgers en het begin van de godsdienstige tegenstellingen. Door de familiegeschiedenis van de Van Assendelfts tot in de details te leren kennen, krijgt de lezer tegelijkertijd inzicht in de grote lijn van de geschiedenis van het graafschap Holland. De auteur heeft soms de neiging om de historische werkelijkheid zeer kort te beschrijven waar dat wel wat genuanceerder had gemogen. Barthoud was een van de belangrijke edelen die tijdens de opvolgingsstrijd tussen de Hoekse Jacoba van Beieren en haar Kabeljauwse oom Jan van Beieren, aan de kant van Jacoba stonden. Deze ‘interne’ opvolgingsstrijd, te plaatsen binnen de Hoekse en Kabeljauwse twisten, was echter veel groter van omvang dan de auteur in zijn boek schetst. Ook het Sticht, in de persoon van bisschop Frederik van Blankenheim, en hertog Reinout IV van Gelre, waren erbij betrokken. Tussen hen beiden, als respectievelijk Hoekse aanhanger en Kabeljauwse aanhanger, werd van 1419 tot 1423 een twee-fronten-oorlog gevoerd, zowel in het Sticht als in het graafschap Holland en het hertogdom Gelre.
De opvolger van Barthoud was zijn neef Gerrit. Deze was meer dan 30 jaar betrokken bij het hoogste rechtsorgaan in Holland, het Hof van Holland. Tevens was hij raadsheer van de bisschop van Utrecht, David van Bourgondië. Door zijn werk bij het Hof verhuisde het centrum van de familiemacht naar Den Haag terwijl het stamslot van de familie, slot Assumburg wel het belangrijkste bezit bleef. Hieraan ontleende de familie haar gezag en vooral haar status.
Over Claas († 1501) is niet zoveel bekend. Destemeer over zijn zoon Gerrit (II) († 1558), de beroemdste telg van het geslacht. Hij werd in 1515 benoemd tot raadsheer van het Hof van Holland en in 1528 volgde zijn benoeming tot president van het Hof. Dit betekende dat hij een van de belangrijkste ambtenaren in het graafschap werd. Door een onbezonnen handeling van hem werd de familie Van Assendelft echter tot aan de dood van Claas (II) in 1570 met een hardnekkig probleem opgescheept. In het kort was het volgende gebeurd. Tijdens zijn studententijd in Orléans was Gerrit getrouwd met Catherine le Chasseur. Zij was een dochter van een herbergier en duidelijk beneden zijn stand. Gerrit keerde stiekem naar Holland terug zonder Catherine mee te nemen. Zij accepteerde dit niet en reisde hem achterna. Toen bij haar aankomst in Holland duidelijk werd dat zij niet op de steun kon rekenen waar zij recht op had, spande zij een proces aan bij het Hof van Holland en ze werd in het gelijk gesteld. Gerrit moest van het Hof van Holland, tot grote ontsteltenis van zijn moeder Alijd van Kijfhoek, Catherine als zijn vrouw onderhouden. Hij had erkend dat het huwelijk een wettige verbintenis was. In 1517 kregen zij een zoon, de eerder genoemde Claas (II). Uiteindelijk scheidden Gerrit en Catherine van tafel en bed, Catherine werd wegens valsemunterij ter dood gebracht en Gerrit dwong zijn zoon Claas een kerkelijke carrière te ambiëren.
Deze affaire heeft echter nauwelijks invloed gehad op de carrière van Gerrit (II) († 1558), gezien zijn benoeming tot president van het Hof. Hij deed er alles aan om het bezit van de Assendelftse goederen na zijn dood niet in handen van Claas (II) te laten vallen. Dit is hem echter niet gelukt en daarmee was de rol van het geslacht Van Assendelft in de bestuurlijke elite van het graafschap ten einde.
Het onderzoek van Koene geeft een nauwkeurig beeld van hoe een voornaam geslacht zich staande hield door middel van huwelijkstactiek, de aankoop van allerlei roerende en onroerende goederen, rechten, tollen, het verlenen en verkrijgen van allerhande privileges etc. Dat de auteur soms wat genuanceerder had kunnen zijn, doet geen afbreuk aan het onderzoek. Het gaat tenslotte om de familiegeschiedenis van de Van Assendelfts.
J.M. de Bruyn
Trefwoorden: middeleeuwen, ridders, graafschap Holland, Assendelft, Hoekse en Kabeljauwse Twisten