Dit is geen gemakkelijke lectuur, maar wel uitermate boeiend, vermakelijk soms; het zet aan tot denken en is barok in de definitie van de schrijver: het durft alles aan (p.43). Het gaat over voorstellingen van soevereiniteit in de toneelstukken van Joost van den Vondel (1587-1679). De meest algemeen toepasbare definitie luidt: “Soevereiniteit is dat lichaam (of onderdeel daarvan) dat onschendbaarheid claimt of bewaart teneinde zichzelf – met al wat het bevat- in relatieve autonomie te kunnen realiseren” (p.12-13). Maar wat Vondel bezighield in zijn toneelstukken, zal hij niet zo hebben genoemd. De vraag naar de beëindiging van het geweld in zijn tijd was het probleem waarmee hij worstelde. In heel Europa werden bloedige godsdienstoorlogen en burgeroorlogen gevoerd. De Nederlanden waren zelfs 80 jaar lang in de greep van een voor die tijd wel heel bijzonder conflict. Een koning werd afgezworen door opstandige gewesten. Men bood hier en daar de macht nog aan, maar slechts de macht om Nederlandse vrijheden te verdedigen, geen soevereiniteit in de toen gebruikelijke zin van het woord.
De bestandstwisten en vooral de ter dood veroordeling van Johan van Oldenbarnevelt waren een trauma voor de nieuwe Republiek, een republiek die geen Republiek was, maar eerder een Vereniging met nauwelijks een macht daarboven (p.33, 116). Het verdrag van Westfalen was een novum. Al deze gebeurtenissen vormden een vraagstuk dat traceerbaar wordt verondersteld in de toneelteksten van Vondel. Maar mag men concepties van soevereiniteit lezen in zijn werk, terwijl Vondel contemporaine en vooral latere denkers over de soevereiniteitsproblematiek niet kende? Frans-Willem Korsten zegt daarover dat Vondel het werk van bijvoorbeeld Hume niet hoefde te kennen om “literair te verkennen wat later filosofie zou worden” (p.11) Maar Vondel bevond zich in ieder geval wel in kringen waar gedacht en geschreven werd over recht, vrede en conflict: dat illustreert zijn vriendschap met Hugo Grotius en Geeraerdt Vossius.
Het is ook geen gemakkelijk boek in zijn opzet. Plaatsen we de titels van de hoofdstukken waaruit het boek bestaat op een rij, dan klinkt dat als volgt: soevereiniteit, ordenen, beschikken, traumatiseren, belichamen, constitueren, weerstreven, toetsen, bemiddelen. Elk hoofdstuk gaat in op een dergelijk aspect van soevereiniteit. Het thema wordt steeds in de inleiding besproken, waarna één of meerdere toneelstukken worden behandeld in het licht daarvan. Zo heeft elk hoofdstuk een tweede titel, na ‘Constitueren’ volgt bijvoorbeeld de behandeling van Adonias, getiteld ‘Gesmoorde stemmen, onuitwisbare sporen’. ’Weerstreven’ wordt gevolgd door een analyse van de stukken Gysbreght van Aemstel en Koning David herstelt, in ‘De macht van de vlucht’, want ook wie kan vluchten is soeverein.
Toegegeven, het is een beetje wollige taal, maar het wordt wel concreet doordat de toneelteksten worden besproken in relatie tot politieke gebeurtenissen en geschriften van filosofen en schrijvers van de oudheid tot heden. Nogmaals: het boek is barok en de problematiek overigens van alle tijden.
Opvallend zijn de vrouwen in Vondels toneelstukken, die nooit verleidelijk zijn, maar politiek actief en tenslotte een uitweg, een alternatief biedend. Een tweede veel voorkomend thema in de bijbels en klassiek geïnspireerde toneelstukken van Vondel (het publiek kende zijn klassieken) is het offer aan God, van zonen, dochters en verdere verwanten. En steevast gaat dat fout, en niet goed zoals bij het offer waarvan God Abraham ontsloeg. Vondel, die nogal eens van religie wisselde en uiteindelijk terugkeerde naar het katholieke geloof, wilde hiermee volgens de schrijver de rechtvaardigheid en redelijkheid van de Christelijke God onderzoeken. Hoe kon God verantwoordelijk worden gehouden voor het doden van onschuldige mensen? Vondel constateert dat God niet redelijk is. Palamedes gaat bijvoorbeeld over de executie van Oldenbarnevelt, maar er is ook sprake van een constituerend offer, natievorming door trauma in Gebroeders. Vondel spreekt echter nooit met één stem. De vrouwenrollen laten zien hoe het anders had kunnen gaan. Het offeren van je eigen kind, raakt tevens aan het hart van het christendom: God die zijn zoon offert. Helemaal duidelijk wordt het offerthema overigens niet, maar dat komt ook door een gebrek aan bondige conclusies, waar het in dit boek wat aan schort.
Een punt van kritiek is dat Korsten (opleiding Literatuurwetenschap in Leiden) de vereisten van de theaterkunst wel eens uit het vizier verliest. In het paradijs in Adam in ballingschap zet Vondel bijvoorbeeld karakters neer die dat paradijs heel verschillend waarnemen. Korsten vraagt zich af waarom er zo’n nadruk wordt gelegd op die verschillende beleving. Je zou zeggen, Vondel is bezig zijn personages te creëren en van elkaar te onderscheiden, zodat de ontheatrale hemel theater kan worden. Maar de schrijver gaat het om werelden die bij elkaar kunnen binnentreden, om geschiedenis die wordt opengebroken. Zo wordt ook diepgaande betekenis gegeven aan gelaagdheid, ambiguïteit en hypocrisie in teksten en karakters, maar deze zijn toch inherent aan de theaterkunst? Wat niet wil zeggen dat ze geen betekenis hebben, maar deze is niet zo specifiek. Toch verrijken de interpretaties, vergezocht of toepasselijk, het toneelstuk dat wordt besproken. In ieder geval gaat het om mogelijke betekenissen, die iets zeggen over de gedachtewereld van een bepaalde elite in de Republiek, en die van Vondel in het bijzonder.
Al met al is dit een boeiende studie, die aan het denken zet over de idee van soevereiniteit op allerlei niveau. Jammer dat er geen krachtige conclusie wordt gegeven. De inleiding van het boek lijkt daar nog het meeste op. Voor Vondel moest soevereiniteit diffuus zijn, ontstaan vanuit een samenleving en in samenspraak. Soevereiniteit van het vermogen van een samenleving prefereerde Vondel boven de soevereiniteit van een absoluut vorst, en ook God was op zijn best als democraat.
Vondel is in zijn stukken ook historiograaf. Dit resulteerde in het boek soms in mooie bespiegelingen over de loop der geschiedenis: “Soeverein is degene die een geschiedenis kan maken in de actualiteit; soeverein is degene die een geschiedverhaal constituerend kan laten zijn; maar soeverein is ook degene die het geschiedverhaal kan laten ont-sporen.” (p.168).
Martha Catania-Peters
Trefwoorden:
Cultuurgeschiedenis
17e eeuw
Theater
Soevereiniteit
Vondel
Historiografie
Literatuurwetenschap
Renaissance
Barok
Godsdienst