Het bestuur van Delfland 1795-2007
Stuurlui aan de wal
E. Cremers
Hoogheem-raadschap van Delfland
257 pp, € 29,50
isbn/issn: 978-90-6550-968-4
geïllustreerd

Het bestuur van Delfland 1795-2007

(recensie: F. Vogelzang)

Cremers, jurist en lange tijd werkzaam bij het Hoogheemraadschap Delfland, beschrijft in dit mooi vormgegeven boek de faites et gestes van de bestuurders van Delfland. Het is geen prosopografische studie, maar zich vooral baserend op de notulen van de diverse bestuursorganen van het hoogheemraadschap, met name op die van dijkgraaf en hoogheemraden, vertelt Cremers het verhaal van de dagelijkse beslommeringen van een waterschap.
Het waterschap Delfland strekt zich uit van even ten westen van Rotterdam, via de Maas naar Zee, vervolgens langs de kust tot boven Den Haag, en dan naar het oosten voorbij Zoetermeer. De oostgrens loopt naar beneden richting Rotterdam. Het omvat een flink deel van de provincie Zuid-Holland dus, met belangrijke steden als Schiedam, Delft en Den Haag. Niet alleen was het waterschap verantwoordelijk voor de verschillende boezems waarop de polders in dit laaggelegen gebied moesten afwateren, ook de zeewering kwam voor zijn rekening. Lange tijd waren vooral de grondbezitters buiten de steden degenen die moesten bijdragen aan de kosten voor dit werk. Stadsbewoners betaalden dus niet mee aan het onderhoud van de duinen. Dat werd gezien als iets wat vooral ten goede kwam aan de landbouw. Ook was er de eeuwenlange strijd met Schieland, het aanpalende waterschap. Beide deelden sommige boezems en was Schieland niet bereid mee te werken, dan was Delfland aangewezen op noodoplossingen. Pas aan het einde van de 19de eeuw werd dit probleem opgelost: een belangrijke ‘stuurman aan wal’ in deze zaak was J.R.R. Tak van Poortvliet, die na zijn ministerschap een aantal jaren als dijkgraaf voor Delfland fungeerde.
Delfland wist vaker belangrijke mannen als dijkgraaf binnen te halen. Die positie was dan ook een belangrijke: niet alleen moest regelmatig met gemeenten, rijk en provincie worden onderhandeld, ook de eigen vergadering van hoogheemraden moest ‘gemanaged’ worden. Daarbij waren diplomatieke gaven hard nodig. Aan de andere kant was inhoudelijke kennis van belang, al werd de dijkgraaf bijgestaan door ingenieurs. Diverse dijkgraven werden voor hun inzet geëerd door het vernoemen van een gemaal naar hen.
Het hoogheemraadschap bevond zich beleidsmatig in een spagaat: de in zijn werkgebied gelegen polders hadden democratisch verkozen, zelfstandige besturen, die verantwoordelijk waren voor de eigen polder. Dat had als voordeel dat die besturen dicht bij de mensen stonden, maar bracht als nadelen mee dat de polders weinig financiële armslag hadden en hun eigenbelang zeer nauw formuleerden. Voor het waterschap, dat het geheel in het oog diende te houden, was dit soms een blok aan het been. Aan de andere kant waren na de invoering van het Koninkrijk veel bevoegdheden naar Provinciale Staten overgeheveld, wat ook de nodige problemen gaf. Bij (dreigende) kustdoorbraken bijvoorbeeld eisten de Staten direct ingrijpen, ongeacht de enorme bedragen die daarmee gemoeid waren. Een subsidieverzoek van Delfland daarover werd even hard afgewezen. Zo kwam veel van wat wij nu als nationaal belang zouden definiëren, op de schouders van een beperkte groep landeigenaren terecht. De kosten zorgden voor verhoogde lasten en dat zorgde weer voor druk op de boerenstand. Aanvankelijk waren het vooral de grootgrondbezitters die stemrecht hadden en uit hun midden werden de meeste hoogheemraden gekozen. Later werd het stemrecht verruimd en kregen ook de kleinere agrariërs invloed. Toen na de Eerste Wereldoorlog ook eigenaren van bebouwde percelen in de steden een aanslag kregen voor een bijdrage aan het hoogheemraadschap, betekende dit dat ook afgevaardigden van die steden zitting kregen in Delflands bestuur.
Een rode draad in de geschiedenis van Delfland was, dat steeds belangrijke investeringen nodig waren om dreigend gevaar af te wentelen, maar dat uitstel en de keuze voor de goedkoopste oplossing vele zaken eindeloos deden voortslepen. Het oude gezegde ‘de kost gaat voor de baat uit’ was aan de heren niet besteed en ook ons veelgeprezen ‘poldermodel’ moet niet overschat worden. Eigenbelang was altijd uitgangspunt en korte termijndenken schering en inslag. Zelfs als het kalf verdronken was, gingen er stemmen op om het dempen van de put nog even uit te stellen.
Na de Tweede Wereldoorlog, toen aanvankelijk veel kosten moesten worden gemaakt bij het opruimen van bunkers en versperringen van de Duitse bezetter, terwijl de vele zeemijnen het bijna onmogelijk maakten om vanuit zee hiervoor het materiaal aan te voeren, veranderde het werk van het waterschap ingrijpend. Steeds meer werd het verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en waren grote zuiveringsinstallaties noodzakelijk. Meer werk betekende meer personeel en dus ruimere behuizing.
Cremers beschrijft al deze wederwaardigheden van het waterschap minutieus. Dat levert niet altijd spannende lectuur op, al zijn de anekdotes over de verschillende dijkgraven en dwarsliggende heemraden goed gevonden. Voor iemand die een studie maakt van het werk van een waterschap is dit boek een Fundgrube. Alles echter blijft in het teken van het waterschap: van de mensen die er werkzaam zijn, kom je buiten hun arbeid voor Delfland nauwelijks iets te weten.
De auteur sluit af met ‘overpeinzingen’, die meer zijn dan een samenvatting. Hierin doet hij bijvoorbeeld een poging, de maatschappelijke herkomst van de bestuurders kort te schetsen. Maar het is allemaal heel kort en hij plaatst die gegevens ook niet in een breder kader. Welke invloed had die achtergrond op hun handelen? Uit het boek blijkt glashelder hoe belangrijk het werk van een waterschap voor de burger is, maar meteen ook dat de organisatie zo op het werk en zichzelf is gefocust, dat ze vergeet dat belang aan de burger mee te delen. Daar zal ook dit boek helaas niets aan bijdragen: het is te zeer door en voor het waterschap geschreven, om een breed publiek aan te spreken.

Fred Vogelzang

Trefwoorden:
Nederland, Nieuwe tijd, Delfland, Waterschappen