Die alder excellenste cronyke van Brabant is een opmerkelijke incunabel uit 1498. Dit boek, dat gedrukt is door de Antwerpse drukker Roland van den Dorpe, bevat een voor die tijd zeer uitzonderlijk uitvouwblad van ´zes bladen die met hun zijkanten aan elkaar zijn bevestigd, waardoor het geheel in opengeslagen vorm ruim twee meter in beslag neemt´ (p.15). Op dit uitvouwblad staan drie genealogieën opgetekend; die van de Franse koningen, die van de Brabantse hertogen en die van de Brabantse heiligen. De gegevens die op dit uitvouwblad staan vermeld, vormen het uitgangspunt voor het vlot geschreven onderzoek van Jaap Tigelaar.
Een kroniek zoals Die alder excellenste cronyke kan het onderwerp zijn van verschillende onderzoeken met verschillende invalshoeken. De auteur heeft ervoor gekozen om vooral de historiografische perceptie van dit werk te onderzoeken en heeft daarbij vooral gekeken naar wat er op het uitvouwblad staat en dat vergeleken met de tekst van de kroniek. Hierbij gaat hij uiteraard in op dat wat geschreven staat, en kijkt tegelijkertijd naar de ontstaansgeschiedenis van Brabant en de waardering daarvan. Overeenkomsten en verschillen met de door de compositoer gebruikte bronnen worden duidelijk uitgelegd. De twee belangrijkste bronnen die de compositoer heeft gebruikt, zijn de bekende Brabantse Yeesten van Jan van Boendale (en het vervolg daarop) en de tamelijk onbekende Tractatulus de laude terrae Brabanciae. Dit laatste `traktaatje’ wordt in een bijlage nader bekeken en verklaard.
De auteur van Die cronyke is onbekend. Tigelaar heeft hier wel onderzoek naar gedaan en verwerpt de naam van de benedictijner monnik Walter Bosch, die door A. Ampe in zijn artikel* als auteur wordt genoemd. In plaats daarvan geeft hij een profielschets van de compositoer en komt tot de conclusie dat deze in ieder geval tot een strenge monastieke orde heeft behoord en dat de bronnen die hij gebruikt heeft, afkomstig zijn uit de Windesheimse kloosters van Brabant.
Het meest uitzonderlijke resultaat van het onderzoek van Tigelaar is dat de compositoer zowel op het uitvouwblad als in de kroniek zelf een duidelijke eigen mening heeft verwerkt, die soms tegenstrijdig is met de geschreven tekst of met de gegevens op het uitvouwblad. Hieruit blijkt het gecompliceerde karakter van dit werk. Er zijn twee opzienbarende punten. Het eerste is dat de compositoer de genealogie van de Brabantse hertogen op het uitvouwblad eerder laat beginnen dat tot dan toe het geval was. Hij laat de genealogie van de hertogen van Brabant beginnen met een zekere Ansises (± 380 na Chr.) in plaats van Karleman, de vader van Pippijn van Landen. Hiermee laat hij de gangbare historiografie achter zich en laat de geschiedenis van Brabant enige eeuwen eerder beginnen. Het tweede punt is de positieve waardering van de Franse koning Hugo Capet (987-996), die tot dan toe vooral zeer negatief werd beoordeeld.
Het feit dat de Franse koningen op het uitvouwblad staan, is op zichzelf niet verwonderlijk; de compositoer had zich als doel gesteld de lezers te laten zien dat Brabant vorstelijk en oud was. Beide vorstenhuizen, van Brabant en Frankrijk, waren met elkaar verweven en hadden zoals elk respectabel geslacht een Trojaanse voorouder. De herwaardering voor Hugo Capet, die op slinkse wijze de Franse koningstroon wist te bemachtigen, waardoor er een eind kwam aan de verbondenheid tussen de Brabantse hertogen en Franse koningen uit het geslacht van Karel de Grote is vooral te lezen in de tekst van Die cronyke. Hoewel de compositoer zijn bronnen volgt en hiermee een negatief beeld schetst van Hugo Capet heeft hij voor diens daden wel een vorm van begrip. Het was volgens hem God´s wil en dit blijkt vooral uit de "de voortreffelijke generatie koningen die na Hugo kwam" (p.96). Dit is binnen de Brabantse historiografie van rond 1500 een nieuw verschijnsel.
Tigelaar heeft vooral gekeken naar de historiografie van de Brabantse geschiedenis van rond 1500 en is op een duidelijke manier te werk gegaan. Voor de lezer is dit prettig, omdat het een vrij complex verhaal is. De verwevenheid tussen de hertogen van Brabant en de Franse koningen is duidelijk en de Brabantse heiligen op het uitvouwblad moeten aantonen dat Brabant ook heilig is. Maar door deze benadering komen andere vragen minder aan bod of worden slechts zijdeling behandeld. Het is nu maar te hopen dat de auteur de andere vragen die deze "excellente cronyke" oproept in de toekomst ook beantwoordt. In die tussentijd kan de lezer de transcriptie van Die cronyke lezen op de bijgevoegde CD-ROM.
Martin de Bruyn
Trefwoorden: Middeleeuwen, Nederland, Boekdrukkunst, Kronieken, Brabantse hertogen, Franse koningen, Jan van Boendale, Brabantse Yeesten, Antwerpen
*A. Ampe, ´Walter Bosch, monnik van Affligem, en zijn twee bewerkingen van Jan van Boendale´s Brabantsche Yeesten´in: Bijdragen tot de Geschiedenis, 60, (1977), 3-84.