In dit omvangrijke werk over het morele veld van de Moderne Devotie staat het boek Gnotosolitos parvus (De kleine Ken U zelf) van Arnold Gheyloven (± 1375–1442) centraal. Dit boek, dat op verzoek van de magistri Hendrik van Dungen en Dirk van Elburg was geschreven, was bedoeld voor de clerici (studenten) die onderwijs kregen op de school in Leuven en op de school in het Heer-Florenshuis in Deventer. Beide huizen vielen onder de Windesheimse congregatie van de Moderne Devotie, een religieuze stroming waarvan Geert Grote de bekendste vertegenwoordiger is. De studenten aan deze twee scholen werden voorbereid op hun toekomstige taak als priester of als kloosterling binnen deze congregatie, en één van hun belangrijkste taken was het afnemen van de biecht in de zusterhuizen.
In het eerste deel van het boek van Weiler staat Arnold van Gheyloven met zijn Gnotosolitos parvus centraal, in het tweede deel de inhoud van dit werk. Van de auteur zijn de titels van ongeveer 30 geschriften bekend, waarvan er maar acht zijn overgeleverd. Het boeiende is dat er ook een Gnotosolitos magnus (De grote Ken U zelf) is van zijn hand en dat deze grote overeenkomsten vertoont met de parvus. Arnold heeft tegelijkertijd aan deze twee boeken gewerkt, maar daarmee is de parvus geen uittreksel van de magnus geworden en heeft het een geheel eigen karakter gekregen.
De inhoud van de Gnotosolitos parvus is een combinatie van moraaltheologie en kerkelijk recht, waarmee de student niet alleen werd voorbereid op zijn toekomstige werkzaamheden als biechtvader, maar tevens een eigen inzicht kreeg in zijn eigen morele psyche. De vragen die gesteld konden worden aan de biechteling, sloegen ook terug op de gedragingen van de biechtvader zelf. Maar toch was de Gnotosolitos parvus geen biechtboek, wat de Gnotosolitos magnus duidelijk wel was. In de magnus ging Arnold uitgebreid in op de materie, terwijl in de parvus de student werd geprikkeld om zelf verder de aangehaalde boeken te lezen. Op deze wijze kregen de studenten zelf een goed inzicht in de beschikbare literatuur.
Het geschrift is volgens de traditionele middeleeuwse zienswijze opgebouwd rondom de grondslagen van de zonden- en deugdenleer, zoals deze was ontwikkeld door de kerkvaders Hieronymus, Augustinus en Gregorius de Grote. Arnold is geen vernieuwer van deze zienswijze; hij geeft in zijn tekst dan ook nauwelijks zijn eigen mening maar alleen die van de kerkvaders, canonisten en antieke auteurs. De lijst van aangehaalde auteurs in zijn werk is indrukwekkend en het moet voor Weiler dan ook een hele klus zijn geweest om alle citaten te traceren. Het spreekt voor zich dat dit niet altijd gelukt is, omdat ook Gheyloven niet altijd zijn bronnen vermeldt.
De Gnotosolitos parvus is onderverdeeld in dertien rubrieken (in feite morele velden) en begint met de zeven hoofdzonden. Door met deze zonden te beginnen en niet met de tien geboden, plaatst Arnold zichzelf binnen de hoog-middeleeuwse traditie. Was hij begonnen met de tien geboden, dan hadden deze de belangrijkste morele aspecten gevormd. Maar zoals Weiler schrijft: "Maar hij (Arnold) is er zich wel degelijk van bewust dat de overtredingen van de tien geboden voortkomen uit de geestesgesteldheid van de zondaar, die blootstaat aan de werking van de zeven hoofdzonden (vitia capitalia)." (pag. 44).
Weiler geeft een beknopte weergave van het origineel, dus geen letterlijke tekst. Dit levert voor de lezer soms wel het probleem op, dat het niet altijd duidelijk is wanneer Gheyloven aan het woord is en wanneer Weiler. Gecombineerd met het gegeven dat de inhoud van het boek niet gemakkelijk is voor een leek, betekent dit dat de lezer zeer geconcentreerd moet zijn; maar dan is het boek wel begrijpelijk voor iemand die enige achtergrondkennis bezit over de Moderne Devotie. Dit betekent niet dat de inhoud niet interessant zou zijn voor een leek. Integendeel, we krijgen een zeer goede indruk van hoe de geestelijkheid tegen het leven van alledag aankeek. En dat brengt de wereld van de middeleeuwse geestelijke een stuk dichterbij.
Martin de Bruyn
Middeleeuwen, Nederlanden, Moderne Devotie, Arnold van Gheyloven, Gnotosolitos parvus,
Biechtboeken, Moraaltheologie, Studenten, Geert Grote