Handschrift 164 van de Universiteitsbibliotheek te Gent heeft op de rug het opschrift Diplomata comitum Hollandiae (oorkonden van de graven van Holland), en dat blijkt een vergissing. Het document bevat 229 oorkonden uit de jaren 1282-1555 uitgevaardigd door allerlei personen en instanties, zoals inderdaad de graven van Holland en Zeeland, hertogen van Bourgondië: Filips de Goede, Karel de Stoute enzovoort. De bestemming geldt echter vooral de heren van Veere uit het geslacht Borsele en de onderwerpen hebben meestal van doen met hun bezittingen en rechten op Walcheren, Zuid-Beveland en Borsele. Het betreft een cartularium, een register met afschriften van ontvangen oorkonden, uit de administratie van de heren van Veere.
De chartermeester van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag heeft historici een kwart eeuw geleden al geattendeerd op het document. In 1997 ontstond er een werkgroep die een uitgave ervan wilde bewerkstelligen, wat na restauratie en transcriptie van de Nederlandse, Franse en Latijnse teksten nu in deze bronnenpublicatie heeft geresulteerd. Het cartularium was echter al eerder opgemerkt, blijkt uit een notitie van Barend Somer, schepen van Veere: “Den 10 april 1745 heb ik van monsieur Callenfelts [drukker en boekverkoper te Middelburg] ter examinatie gehad een boeck in folio, ijder catern wel in een pergamente vel. Het overige was papier, en alle beschreven met een seer leesbare hand...” (Bijlage II). De lotgevallen van het ‘catern’ worden in de inleiding van het onderhavige boek uitgebreid beschreven. De ‘seer leesbare hand’ is hand A, die vrijwel alle oorkonden heeft afgeschreven. Hand B heeft alleen nog de zogenoemde markizaatsoorkonde van Karel V uit 1555 toegevoegd, met overigens een prachtige omvangrijke opsomming van de titels van de keizer, eindigend zowaar met: “…dominateur en Asie et Africque…” (p.152).
De oorkonden zijn dus allen afschriften, en van 173 van de 229 bestaat er geen origineel, afschrift of andere editie. Dat maakt deze publicatie uiterst interessant. Bij elke oorkonde wordt vermeld of er originelen, afschriften of edities bestaan en waar die zich bevinden. Ook wordt elke oorkonde voorafgegaan door een kopregest met de essentie van de inhoud, zoals deze nogal korte samenvatting: “Michiel Simon Ditszoon van Zoutelande verklaart dat de heer van Veere (Hendrik II) al diens schulden heeft betaald.” (p.107) De oorkonden zijn, net als in de oorspronkelijke codex, niet chronologisch geordend, maar onderwerpsgewijs. Dit is wel eens lastig, maar er is een indeling opgenomen waarin men vijf hoofdonderwerpen tracht te benoemen (p.15) en achterin het boek is een chronologische lijst geplaatst met paginaverwijzingen.
De vijf hoofdonderwerpen laten zich door hun omvang moeilijk citeren, maar in de oorkonden worden zaken geregeld als verwerving van bezit, (huwelijks-) overeenkomsten, allerhande verplichtingen, erfenisregelingen, belastinginning, enzovoort. Er komen vele namen voorbij, meest van adellijke lieden, maar ook van abten, burgemeesters, gewone boeren en buitenlui. Toch, ik heb niet geturfd, maar het lijkt erop dat Hendrik II van Borsele, heer van Veere en Zandenburg (1401-1474) het meeste voorkomt in de stukken. Hij koopt alles wat los en vast zit: land, watermolens, dijken, erven, ambachten, polders en zomeer, en vaak betreffen die aankopen gedeelten, zoals ‘een vierde deel van de watermolen met toebehoren en het bijbehorende maalrecht te Vlissingen’ (p.186). Zoals bekend was Hendrik zeer vermogend, al heb ik een klein vermoeden dat zijn aankopen misschien ook wel eens te maken hadden met de versnippering van bezit, veroorzaakt door het Zeeuwse leenerfrecht. Er wordt in de oorkonden natuurlijk meestal niet vermeld waarom een transactie plaatsvond. Dit is wel het geval in de oorkonde waarin Filips de Goede voor 12000 gouden schilden Vlissingen, Westkapelle en Domburg verpandt aan Hendrik II, omdat Filips geld nodig heeft voor zijn strijd tegen de ‘opstandige Gentenaren’. Hendrik is hier dus geldschieter, een overigens al bekend feit betreffende deze sterke onafhankelijke edelman.
Over het algemeen zijn de oorkonden saai om zomaar door te lezen. Het zijn documenten met rechtsgeldigheid, dus worden de actoren en hun belangen uitentreuren benoemd en omschreven. Voor historici is er echter veel informatie in te vinden, bijvoorbeeld over de positie van de heren van Veere, de Bourgondische landsheren, de complicaties van het Zeeuwse leenerfrecht of over de taken van een dijkgraaf (laatste oorkonde). Een en ander hangt natuurlijk af van de vragen die men deze bronnen stelt.
In deze publicatie hebben de uitgevers zich toegelegd op een goede transcriptie en weergave van de eigenschappen van het cartularium: de opbouw, de versies, de geschiedenis van het document. Er is een index van aardrijkskundige namen en personen en een lijst van archiefinventarissen, catalogi, bronnenedities en literatuur. De noten zijn niet verklarend. Ze gaan bijvoorbeeld over onderstrepingen in het origineel en niet over het Zeeuwse leenerfrecht of vreemde middeleeuwse maten. Afgezien van de stambomen van de heren van Veere, wordt er weinig ingegaan op achtergronden. Dat is een duidelijke keuze. Men heeft binnen de doelstellingen degelijk doortimmerd werk afgeleverd. Maar voor de raadpleger van deze bronnen geldt wel: houdt naslagwerken en handboeken erbij!
Enige tijd geleden alweer klonk er in historische kringen de roep: ‘terug naar de bronnen’. Aan deze roep gehoor te geven, wordt gemakkelijker naarmate de bronnen toegankelijker zijn. De publicatie van dit cartularium zal weer iets toevoegen aan onze kennis van de Zeeuwse geschiedenis, en in ieder geval kunnen we proberen er onze literatuurstudies mee te schragen.
Drs. Martha Catania-Peters
Trefwoorden:
Nederland, Middeleeuwen, Zeeland, Heren van Veere, Graven van Holland en Zeeland, Hertogen van Bourgondië, Borsele, Zeeuws leenerfrecht, Bronnenuitgave, Cartularium