Doopsgezinde Bijdragen
nieuwe reeks no. 34
J.J. Bosma e.a. (red.)
Doopsgezinde Historische Kring
293 pp,
isbn/issn: 978 90 8704 109 0
geïllustreerd

Doopsgezinde Bijdragen

(recensie: Philip M. Bosscher)

Diverse bijdragen in deze bundel betreffen doopsgezinde lieux de mémoire. Anna Voolstra, ‘aio’ aan de Amsterdamse VU, beschrijft de niet zelden bewogen geschiedenis van de Vermaning ‘bij ’t Lam’ aan het Singel in Amsterdam vanaf de stichting tot heden (33-61). Frappant vond ik te vernemen dat de naam geen bijbelse achtergrond heeft maar wijst op de brouwerij die lang naaste buur was. (41). Wie de geschiedenis van de Nederlandse Doopsgezinden enigszins kent, weet dat de kerk ‘ bij ’t Lam’ daarin eigenlijk altijd een bijzondere rol heeft gespeeld: begin 19e eeuw had de hoogleraar aan het Doopsgezind Seminarium zelfs een kamer op de bovenste gaanderij (53).


Op 13 september 2008, Open Monumentendag, vond te Witmarsum de ‘gedenkwaardige drietraps happening’ plaats waarover en naar aanleiding waarvan Joute de Graaf, Piet Visser en Rob B. Workel schrijven (153-175). De Graaf is architect, Visser hoogleraar aan het Doopsgezind Seminarium en de VU en Van Workel predikant op Ameland. Deze happening betrof de voltooiing van de restauratie van het in 1879 voltooide Menno Simons- monument te Witmarsum, de ingebruikname van een ‘contouren- of sculptuurkerk’ die herinnert aan de vroegere Vermaning ter plaatse, en de presentatie van een doopsgezinde toeristengids voor Noordwest Friesland.


Acht jaar eerder werd eveneens op Open Monumentendag in de voorhal van de Vermaning van Aardenburg de witmarmeren sculptuur onthuld waarover Dirk de Vries, oud-conservator van de Leidse collectie Bodel Nijenhuis, schrijft (21-32). Deze stelt in reliëf een gezicht op het 17e-eeuwse Aardenburg voor en is na een merkwaardige omzwerving in die stad teruggekeerd. In de 19e en 20e eeuw fungeerde zij lange tijd als gevelsteen voor het monumentale herenhuis dat de Amterdamse patriciër A.W. van Eeghen (wiens voorouders in 1662 van Aardenburg naar de hoofdstad waren verhuisd) zich had laten bouwen.


Een merkwaardige trek van het doopsgezind theologisch onderwijs in de tweede helft van de 18e en de vroege 19e eeuw was de aandacht die er besteed werd aan de “proefkundige wijsbegeerte” (69). Deze leidde tot de inrichting van een natuurfilosofisch instrumentenkabinet, waarover de wetenschapshistoricus Huib J. Zuidervaart schrijft (63-103). Dit kabinet heeft tot 1828 bestaan en kwam vervolgens onder de hamer. Hoofdoorzaak was wel de verminderde belangstelling voor de fysico-theologie.
Ontroerend is wel de beste kwalificatie voor het oorlogsdagboek van de Haagse predikantsvrouw A.J.G. Huizinga-Sannes, dat hier in een bewerking door Alle G. Hoekema, docent aan het Doopsgezind Seminarium, wordt gepresenteerd (105-126). De inhoud is niet beter te resumeren dan met de woorden van de bewerker dat het echtpaar Huizinga ook onder barre omstandigheden trouw bleef aan “geloof en levensbeschouwing” (126)


Deze uitgave is uitstekend verzorgd. Ten aanzien van de afbeeldingen moet ik nog wel opmerken dat het bijschrift van de reproductie op p. 42 te summier is. Deze moet kennelijk de Vermaning ‘bij ’t Lam’ voorstellen vóór en na de verbouwing van 1840.

Dr.Philip Bosscher
 

Trefwoorden: Nederland, 18e-19e eeuw, 2e Wereldoorlog, Kerkgenootschap, Doopsgezind, Menno Simons, Amsterdam, Witmarsum, Aardenburg