Getuige de ramp
De watersnood 1953 in crisisperspectief
U. Rosenthal, G.E.M. Saeijs
€ 19.5
isbn/issn: 90-13-00093-1

Getuige de ramp

(recensie: Jur Kingma)

De herdenking van de watersnood van 1953 heeft tot een groot aantal publicaties geleid. Een wat merkwaardige publicatie is die van professor Rosenthal van het Crisisonderzoeksteam te Leiden. Het boekje geeft een korte inleiding op de rampen die Nederland de laatste halve eeuw hebben getroffen. De vuurwerkramp van Enschede en de brand in Volendam liggen net als de Bijlmerramp en het verongelukken van het Hercules-vliegtuig nog vers in het geheugen. De spoorwegramp van 1962 bij Harmelen, de DSM-ramp van 1975 en de vliegtuigrampen bij Tenerife en Faro zijn al vrijwel vergeten. Geleidelijk aan is de ramp na de ramp steeds belangrijker geworden. 'Nabestaanden, gedupeerden en quasi-gedupeerden eisen aandacht en genoegdoening. Zij krijgen steun van zaakwaarnemers, opinieleiders en politici'

De watersnood van 1953

De watersnoodramp van 1953 neemt een unieke positie in wat betreft het aantal slachtoffers en de materiële schade. Opvallend is dat na de watersnood van 1953 de 'ramp na de ramp' zich nog niet voor deed. De ramp wordt volgens de schrijvers vooral beleefd in het Deltaplan: 'het glorieuze symbool van het vaste voornemen dat dit nooit meer zal mogen gebeuren'. De schrijvers besteden enige aandacht aan onderbelichte aspecten van rampen. Zo komen bij rampen steevast leden van het Koninklijk Huis op bezoek. Deze bezoeken hebben een hoge symbolische en emotionele waarde maar doorkruisen soms de hulpverlening. De nadelen worden door de schrijvers wel wat zwaar aangezet. Ook over de rol van het leger zijn de schrijvers wat ambivalent. Bij de ramp van 1953 werden op grote schaal militairen ingezet. In een aantal gevallen namen zij effectief het gezag over omdat het burgerlijk gezag had opgehouden te bestaan. De strijdkrachten hadden een goed functionerend logistiek apparaat en goede internationale contacten. Ook de krijgsmacht beschikte destijds niet over voldoende adequate hulpmiddelen. De Nederlandse marine had slechts één helikopter.

De schuldvraag is destijds nauwelijks aan de orde geweest. De ramp werd gezien als een straf van God, een onvoorzien natuurverschijnsel of veroorzaakt door het onvermijdelijke menselijke tekort. Rijkswaterstaat en de autoriteiten bleven buiten schot. Alleen de CPN durfde de schuldvraag te stellen. De ramptolerantie was in 1953 nog hoog zo kort na de bezetting en de inundatie van Walcheren van 1945 en de bestedingsbeperking. Ook de 'zware' levensovertuiging van de bevolking in Zuid-West Nederland speelde een rol.

Veranderde reactie op rampen

De ramptolerantie is de laatste halve eeuw sterk afgenomen door wat de schrijvers de 'kwetsbaarheidparadox' noemen. 'Naarmate de burger meer gewend raakte aan een ongestoord bestaan, reageerde hij almaar geagiteerder en offensiever op een minimale verstoring'.

Willen autoriteiten nu hun geloofwaardigheid behouden dan dienen zij zich in alle opzichten op te stellen als ware vertegenwoordigers van een 'caring government'.

Bij de trends in crisismanagement is vooral de verandering in de rol van de media opvallend. Op zondag 1 februari 1953 huurde een verslaggever van de Volkskrant een vliegtuig van de KLM om boven het rampgebied te vliegen. Een persfotograaf maakte foto's van het rampgebied van uit een geopende deur van een Dakota. De pers lichtte vervolgens minister-president Drees in. De snelheid van berichtgeving over rampen zou de volgende halve eeuw alleen nog maar toenemen. Ook de inhoud van de berichtgeving is veranderd. In 1953 ging het om verslaggeving van de gebeurtenissen. De economische kant stond vaak voorop en de hulpvaardigheid en saamhorigheid van het Nederlandse volk werd benadrukt. Tegenwoordig staat meteen de schuldvraag voorop. De schrijvers spreken van een 'mediatisering' van crisis.

Een andere trend is die van mobilisering en juridisering. In 1953 weigerden de inwoners van Zierikzee geëvacueerd te worden. Bij de MKZ-crisis van 2001 werden er 180 kortgedingen tegen de Staat aangespannen. Er vindt een mobilisering van de slachtoffers plaats. Deze mobilisering vindt zelfs pro-actief plaats. Een voorbeeld is de Zuiderzeevereniging die al vanaf 1886 pleitte voor afsluiting van de Zuiderzee. Ten slotte zien de schrijvers 'emotionalisering' als een trend. Waar vroeger de zuil zorgde voor het wel en wee van de achterban is tegenwoordig de verwerking van het leed een taak voor professionals.

Een virtuele parlementaire enquête

Het tweede deel van het boek beschrijft in het kort de nooit gehouden parlementaire enquête naar de ramp. Hier wordt een anachronisme als stijlfiguur gebruikt. De basis van deze 'virtuele parlementaire enquête' wordt gevormd door het boek De ramp, een reconstructie van de journalist Kees Slager dat in 1992 is verschenen. Dit is een boeiend boek, maar het is te veel geschreven als een requisitoir. Daarom is de uitkomst van de virtuele parlementaire enquête ook wat eenzijdig: men had kunnen weten dat de dijken slecht waren. De regering Drees was geobsedeerd door de Koude Oorlog en de wederopbouw. De waterschappen, die door de journalist Rudi van Meurs boerenrepublieken worden genoemd, hadden hun plicht verzaakt, evenals Rijkswaterstaat en vele plaatselijke notabelen.

Op dit vonnis is wel wat af te dingen. Nederland had vanaf mei 1940 veel en vaak te maken gehad met wateroverlast. Tijdens de mobilisatie waren grote gebieden geïnundeerd. De Engelse RAF heeft de dijken van Walcheren gebombardeerd en de Duitsers hebben de Wieringermeer onder water gezet en ook grote stukken van Noord-Holland geïnundeerd als een tweede defensielijn achter de Atlantik Wall. Hierbij was wel veel schade ontstaan maar er waren betrekkelijk weinig mensen verdronken. Dit was waarschijnlijk het beeld dat de autoriteiten hadden van wateroverlast. Verder was Nederland natuurlijk een relatief zwakke eenheidsstaat met een relatief grote autonomie voor lagere overheden. Deze staatsinrichting heeft zich in 1953 als onwerkzaam getoond bij rampen op deze schaal. En we hebben natuurlijk de neiging de geschiedenis achteraf te interpreteren. Maar communicatiemiddelen waren gering in die tijd. Zeker in relatief achtergebleven gebieden zoals Zuid-West Nederland. Een interessantere vraag is of de overheid een bewust risico heeft genomen met de veiligheid van de lage delen van Nederland of dat het gewoon een kwestie was van bestuurlijke lamlendigheid met een groot gebrek aan voorstellingsvermogen. Mogelijk speelde de aloude tegenstelling tussen centrale overheid en lagere overheden ook een grote rol. Ik verwacht dat de laatste redenen een hoofdrol speelden maar daar zou nog eens een gedegen onderzoek naar moeten komen. Door het ontbreken van een echt parlementair onderzoek blijft de schuldvraag wat speculatief. Gedegen historisch onderzoek zou hierover meer helderheid kunnen gegeven.

Het boek eindigt met een scenario voor een nieuwe watersnoodramp in 2013. Over dit scenario zijn in openbare discussies de degens al gekruist. Het blijft moeilijk scenario's op te stellen waarin ook onbekende risico's en combinaties van risico's moeten worden opgenomen. Historische analyses van rampen spelen een rol maar zijn slechts een onderdeel van het materiaal om toekomstscenario's op te baseren.