Voor vriend en vijand paraat
De geschiedenis van de vliegbasis Leeuwarden,
Tjebbe T. de Jong, Ben Schoenmaker, Quirijn van der Vegt
Nederlands Instituut voor Militaire Historie
212 pp, € 22,50
isbn/issn: 978 90 5194 384 9
geïllustreerd

Voor vriend en vijand paraat

(recensie: Philip M. Bosscher)

De eerst vermelde auteur van deze aantrekkelijk ogende en fraai met kaarten en foto’s verluchte uitgave is ‘free-lance’ historicus, de beide andere zijn medewerkers van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Zij beginnen hun relaas in de vroege jaren 1920 toen het idee van een luchtlijn Leeuwarden-Amsterdam nog niet levensvatbaar bleek. Een vijftiental jaren later kwam het vooral door het enthousiasme van de gewezen koopvaardij -officier Roelf Huizinga tot de aanleg van een bescheiden vliegveld ten Noorden van Leeuwarden, waar op 5 juli 1937 de eerste landing plaats vond. Op 24 juni 1938 werd het feestelijk geopend. Tot de mobilisatie van 1939 speelde het een bescheiden rol ten behoeve van de burgerluchtvaart, met name de KLM. Tijdens de mobilisatieperiode van 1939 - 1940 is het niet gebruikt. Wel heeft men maatregelen genomen om een vijandelijke overval uit de lucht te voorkomen. Inmiddels had het de aandacht getrokken van de leiding van het Duitse Luchtwapen, wat wel bleek toen er nog voordat het Nederlandse moederland tot overgave was gedwongen, een Luftwaffen Bau-Kompanie arriveerde, die op 10 mei 1940 bij Nieuweschans de grens was overgestoken. Daarna werd snel aan het werk gegaan om, overigens met inzet van diverse Nederlandse bedrijven en duizenden Nederlandse arbeidskrachten, van Fliegerhorst Leeuwarden “een van de belangrijkste Duitse bases in Nederland” (26) te maken. Zij fungeerde als steunpunt voor jacht- en bomvliegtuigen en werd later vooral belangrijk als basis voor de nachtjagers, die een vitale betekenis hadden in het Duitse systeem van luchtverdediging.

Na de Bevrijding lag het vliegveld er desolaat bij. Als gevolg van Geallieerde bombardementen, vernielingen die de Duitsers bij hun vertrek hadden aangericht, en daarna plunderingen door de locale bevolking was eigenlijk alleen maar een ruïnenveld overgebleven. De toekomst was vooralsnog tamelijk onzeker. Het zag er eerst enige tijd naar uit, dat deze in de sector van de civiele luchtvaart zou liggen: op 11 oktober 1945 kon men van één herstelde startbaan gebruik maken voor de heropening van de luchtlijn Amsterdam-Leeuwarden-Groningen. Korte tijd later, in december, was echter een detachement militairen van wat nog niet officieel de Koninklijke luchtmacht heette, op het vliegveld “neergestreken” (33) en had dit krijgsmachtdeel-in-wording zich als het ware gemeld als potentieel gebruiker. Een lange periode van onderhandelingen tussen diverse overheidsinstanties volgde, die daarmee eindigde dat de Minister van Oorlog Leeuwarden op 7 februari 1953 als militair luchtvaartterrein aanwees. Inmiddels was het reeds vanaf januari 1949 de basis geworden van een squadron Gloster ‘Meteor’ jachtvliegtuigen waarmee voor het Nederlandse luchtwapen het “straaltijdperk” (40) begon. Hiervoor waren allerlei voorzieningen nodig op het gebied van infrastructuur zoals hangaars, een verkeerstoren, een magazijn en kazematten voor de berging van munitie. Ook kon men niet ontkomen aan verlenging van startbanen en verbetering van hun kwaliteit (aanvankelijk hadden landende vliegtuigen last van opspattend regenwater) en de stichting van legeringsgebouwen. Laatstgenoemde kwamen in de jaren 1954 en 1955 tot stand en maakten een einde aan de situatie waarin het basispersoneel iedere werkdag goeddeels moest pendelen van en naar de Prins Frederikkazerne in het centrum van de Friese hoofdstad. .

Gevechtsvliegtuigen hebben in het algemeen geen lang nuttig leven. Inmiddels is dan ook de oorspronkelijk voor de Britse luchtmacht ontwikkelde ‘Meteor’ op de basis Leeuwarden successievelijk opgevolgd door de Hawker ‘Hunter’, eveneens van Britse origine, en de in de Verenigde Staten ontwikkelde Lockheed ‘Starfighter’ en General Dynamics ‘F 16’. In deze uitgave wordt uitgebreid aandacht besteed aan genoemde typen vliegtuig en de vaak uitgebreide voorzieningen die nodig waren om Leeuwarden geschikt te maken voor een nieuw type toestel.

Luchtoperaties zijn om zo te zeggen het eindproduct van straalvliegtuigen soms ver vanhun al bijzondere operaties van eigenlijk te Leeuwardenhuisbaishuisbasishuieen vliegbasis. Met sommige daarvan, soms ver van Leeuwarden uitgevoerd, is geschiedenis gemaakt. In 1960, tijdens het conflict met Indonesië over de status van Nieuw-Guinea, werden grondpersoneel en jachtvliegers naar dat gebied uitgezonden. Op 11 juni 1977 hadden te Leeuwarden gebaseerde ‘Starfighters’ met hun naverbranders op vol vermogen een cruciaal aandeel in de actie die een einde maakte aan de treinkaping bij De Punt. Vanaf 1993 opereerden vanaf Leeuwarden uitgezonden ‘F 16’s boven onder meer de Baltische Staten, de Balkan en Afghanistan. Minder spectaculair maar van groot maatschappelijk nut waren en zijn de vluchten van de “boegbeelden van de basis” (172): de lichte vliegtuigen en later de helicopters, die vooral in het winterseizoen overigens successievelijk vanaf diverse bases in actie zijn gekomen boven de Waddenzee. Zo wist men te voorkomen dat de eilanden bij voorbeeld door ijsgang geïsoleerd raakten en werd een sleutelrol gespeeld bij het vervoer van zieken en gewonden. Deze diensten zijn steeds zeer gewaardeerd en als het ware op de creditzijde geboekt wanneer er weer eens discussie was en is over de geluidshinder die de vanaf Leeuwarden opererende straalvliegtuigen veroorzaakten. Het siert de auteurs van deze uitgave dat zij de genoemde discussie objectief trachten weer te geven Ook daardoor kan hun boek gekarakteriseerd worden als een zeer waardevolle bijdrage tot de geschiedschrijving van de Nederlandse krijgsmacht.

 

Dr.Philip Bosscher


 

Trefwoorden

Nederland, Leeuwarden, 20e eeuw, Tweede Wereldoorlog, Waddeneilanden